|
Aug.
- sept. 2024, 19e jg. nr.2.
Eindredactie: Rob den Boer. E-mail: redactie.bkj@gmail.com.
|
|||||
VOORKANT | ACTUEEL | AGENDA | UITGELICHT | ARCHIEF | COLOFON |
voorpagina artikel |
recensies van tentoonstellingen | actuele
exposities Nederland België |
opmerkelijke kunstberichten |
artikelen
uit vorige nummers |
over Het Beeldende Kunstjournaal |
Breitner: verbeeldingskracht in kleur en beweging George Hendrik Breitner (1857-1923) was, zo blijkt uit de tentoonstelling in Singer Laren, een unieke en bezeten artiest. Hij verlegde grenzen, brak met taboes en was een lastige man die niet van maatschappelijke normen, regels en taboes hield. Breitner schilderde als eerste in Nederland, met dikke grove verftoetsen en felle kleuren, galopperende huzaren en levensgrote naakten. Zo'n kunstenaar kun je een schilderbeest noemen. Door Peter van Dijk
In deze periode trok hij ook veel op met Vincent van Gogh, samen zwierven ze door de armste buurten van Den Haag, op zoek naar karakteristieke volkse modellen. Van Gogh uit sociale bewogenheid, Breitner vanwege zijn voorkeur voor 'het waarachtige type'. Dit type is voluit te zien in zijn schilderij vol beweging 'Brug met regen' (1887), een werk met opwaaiende winterrokken, lange sjaals en doorploegde gezichten van drie jonge volkse vrouwen, die stoer optornen tegen de harde wind. Het Stedelijk Museum wilde in die tijd geen volkse vrouwen en weigerde het doek aan te schaffen. Het Rijksmuseum hapte wel toe. Je onderscheiden bleek voor Breitner een langzaam leerproces. Hij kwam tenslotte uit bij gedurfde kleuren en een markante verftoets. Het gemak leek van zijn grove penseelstreken en grote vlakverdelingen af te spatten. Maar Breitner's dagelijkse werk in zijn atelier bestond ook uit tobben en ploeteren, opnieuw overschilderen, nog eens proberen. In al zijn twijfel en zelfkritiek besloot hij in 1884 naar Parijs te gaan om in het atelier van de schilder Fernand Cormon zijn techniek te verbeteren. Hij bezocht de tentoonstellingen van de Salon en in het Louvre en maakte kennis met het werk van Jean-Francois Millet, Edgar Degas, Camille Corot en Edouard Manet, dat hem onmiddellijk beviel. Zijn ontwikkeling kreeg een nieuwe impuls door zijn verhuizing in 1886 naar Amsterdam. Hij werd door de Tachtigers onmiddellijk geadopteerd als het archetype van de sterk aangedane kunstenaar, die rauw realistisch en spontaan schildert vanuit zijn wisselende emoties. De Tachtigers was een groep schrijvers en kunstenaars, bohemiens, die predikte dat een kunstenaar eerst de werkelijkheid hartstochtelijk moest doormaken om vervolgens vanuit een individueel gevoel een kunstwerk te kunnen scheppen. 'De allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie', schreef de dichter Willem Kloos. In Parijs had Breitner al een stad op de schop gezien, zoals tijdens de aanleg van de boulevard Montmartre. Ook in Amsterdam trof hij braak en opbouw, heipalen, zandkruiers, maar ook paardentrams op de Dam. Breitner wilde geen vanzelfsprekend mooie plaatjes schilderen, zoals de impressionisten in Frankrijk deden, met arcadische landschappen, tuinen, vijvers, bloeiende bomen. Hij schilderde wat hij zag en gaf zijn persoonlijke visie. Zijn penseelstreek werd breder, hij gebruikte grote kleurvlakken en onderbrak zijn stemmige kleurpalet met felle accenten en kleurcontrasten. Zijn factor-X bestond uit gedurfde kleuren, een markante verftoets en onderwerpen uit het dagelijkse leven, die schetsmatig werden neergezet.
Dat werd niet erg gewaardeerd door zijn tijdgenoten. Kunstcritici vonden zijn stijl schetsmatig en niet af, onvoltooid. 'Het figuurtje te paard had noch spieren, noch beendergestel; men dacht meer aan een stok, waarover een jas gehangen was, dan aan een mensch'. Hem werd een 'on-Hollandse geestdrift verweten voor een oppervlakkige Fransche landschapsschool'. Bedoeld werd het impressionisme (Catalogus Breitner, 2024). De tentoonstelling in Singer Laren geeft dankzij de indeling in thema's een zorgvuldig inzicht in Breitner's belangrijkste werken. Er zijn vijf thema's gekozen: Oefenen, Figuur, Licht/donker, Lijn, Kleur, verdeeld over vijf zalen elk, met een korte inleiding. Oefenen Een geweldig schilderij is 'Cavalerie' (1888). Over de volle breedte van het doek, notabene drie meter breed bij een meter hoog, komt de cavalerie aangestoven. Links de grote groep cavaleristen met gekromde rug, in stof en zand, rechts, stapvoets, een bijna dansende officier te paard met een rechte rug. Het schilderij drukt massaliteit uit en onstuimige beweging. Breitner heeft een wit paard op de flank van de troep geschilderd. Een mooi accent. In deze zaal hangt ook 'Rustende artillerie op de heide' (1881), soldaten met paarden en affuiten in een kaal heidelandschap met veel paardebloemen op de voorgrond. Een braaf toneel is 'De Hoefsmid' (1883), met rechts wat toeschouwers in de deur van een boerderij, links een paar wachtende paarden en hun berijders. Het centrale deel van deze traditionele compositie wordt heel gedurfd ingenomen door twee flinke paardenbillen. Breitner had maling aan traditie. Een paard schilder je van opzij of van voren, nooit van achteren. Hij wel! Verder in deze zaal veel hijgende trampaarden en zwaarbeladen sleperspaarden. Een verrassend begin van de tentoonstelling. Figuur
In de zaal van het Figuur hangen schitterende levensgrote naakten. 'Anne' (1889, 89 x 146 cm) bijvoorbeeld, slapend op een bed, geschilderd in lichte kleuren. Erotiek is ver te zoeken, ze roept vooral een sfeer van intimiteit op. Hetzelfde geldt voor een vrouwelijk naakt, op de rug gezien. De vrouw is bezig voor een spiegel haar haar te ordenen. In deze zaal hangen prachtige snel geschetste en gevoelige tekeningen van slapende vrouwen. Kunstcritici, bezwaard door de zeden van hun tijd, wisten zich geen raad met deze onverbloemde, soms grof geschilderde vrouwen in rijke kleuren en ze concentreerden zich dan ook liever op de vorm dan op de inhoud. "Breitner presenteert naakte modellen waarin bezwaarlijk menschelijke wezens zijn te ontdekken. Waarom schildert men anders naar 't naakt?" (Catalogus Breitner, 2004) Iedere tijd heeft zo zijn eigen taboes. Zo waarschuwt in Singer de toelichting op zaal de kijker voor mogelijk grensoverschrijdend gedrag van Breitner. "Ook hedendaagse kijkers kunnen zich ongemakkelijk voelen bij het zien van deze werken. Want er is er overduidelijk sprake van een machtsverschil tussen maker en model." In de schilderijen kon ik geen spoor van overduidelijk machtsverschil ontdekken. In de catalogus wordt geprobeerd deze wonderlijke waarschuwing te onderbouwen. We lezen dat Breitner de armen en benen van zijn modellen voortdurend schikte op zoek naar de juiste lichtinval. De schrijfster, kunsthistorica Suzanne Veldink, noemt dat een oneerbiedige behandeling van de vrouwen, alsof ze onderdelen zijn van een stilleven. Een onbegrijpelijke opmerking. Het model is niet alleen een onderdeel van een stilleven, het is het stilleven zelf. Bloemen of benen en armen schikken betreft esthetiek. Alleen als de modellen tegen hun zin hun benen anders moeten leggen, kun je van machtsmisbruik spreken. Maar daar zijn in het geval van Breitner geen aanwijzingen voor. De modellen die Breitner schilderde, waren trouwens òf zijn vrouw Marie Jordan, òf Mina Otten, de vrouw van een goede vriend òf vrouwen die voor een vergoeding poseerden. Dan denk je toch niet meteen aan machtsverschillen. Het lijkt in de uitleg op zaal meer te gaan om een voorschot op de geest van de huidige tijd, om kritiek te voorkomen van kijkers die overal gebrek aan respect voor de vrouw vermoeden. Licht/donker
Het schilderen van dit tafereel op de Dam was een bezoeking voor Breitner. Hij deed er twee jaar over en was nog niet tevreden. Na commentaar van een schilder-vriend, schilderde hij het opnieuw. Hij schreef er over: "Het was een regenachtige zaterdagavond. Ik heb daarvan geprofiteerd, de heele avond op de Dam geweest om alles nog eens goed te tekenen en ik heb Zondag mijn schilderij heelemaal overgeschilderd, de geele nare kleur was er heelemaal uit." (Catalogus Breitner, 2004) Breitner stuurde zijn 'Dam' vervolgens naar een tentoonstelling in München. Het kwam onverkocht retour. Waarop Breitner het nogmaals met een aantal veranderingen schilderde. Achteraf vond Breitner zelf zijn Münchense versie de mooiste. Lijn De kwaliteiten van Breitner als tekenaar kwamen volop in zicht na zijn dood. Op de veiling van zijn atelierinboedel in 1924 werden verschillende grote schetsboeken en tekeningen aangeboden. Een collectie van meer dan honderd krijtschetsen, krabbels, tekeningen werd gekocht door Helene Kröller-Müller. Breitner's schetsboekjes, 85 in totaal, werden, minus één, gekocht door het Rijksprentenkabinet in Amsterdam. Dat ene werd los verkocht. Kleur
In dezelfde periode schilderde Breitner 'Naar de markt' (1897), een vrouw in een eenvoudig kleed met een paar nuances blauw, rode mouwen, donker gele muts, en een mand onder de arm met een oranje rode doek. De vrouw is grof geschilderd, maar knap neergezet. Vorm legt het af tegen de kleuren, die van het doek afknallen. Breitner liep met dit schilderij alweer vooruit, nu op het expressionisme. Zijn ode aan kleur inspireerde de generatie schilders na hem, onder wie de modernisten Kees van Dongen, Leo Gestel en Jan Slijters. De tentoonstelling van Singer laat voortreffelijk zien hoe uniek Breitner als schilder was. Breitner. Herontdekking van een oerkunstenaar, t/m 8 september 2024, Museum Singer Laren, Oude Drift 1, Laren. Website: www.singerlaren.nl. Peter van Dijk is journalist. Terug naar boven | Print dit artikel! | LEES MEER ARTIKELEN OP DE PAGINA ACTUEEL |
|