Hannah
Höch
'Das tüchtige Mädchen mit einem feministischen
Fragezeichen'
Op
deze wijze typeerde Karin Thomas destijds de persoonlijkheid van
Hannah Höch (1889-1978). Wat bedoelde Thomas echter met 'tüchtig':
flink, degelijk, bekwaam, knap of kranig? Ongetwijfeld wilde zij
met haar typering weergeven dat Hannah Höch als beeldend
kunstenares zeer bekwaam was en tegelijk als vrouw vele feministische
vraagtekens had bij het functioneren van haar mannelijke kunstcollega's.
Door
Wim Adema
Höch
liet in haar werk niet alleen een zeer persoonlijke artistieke
visie zien, maar bekeek de maatschappij en de politiek in de eerste
helft van de 20e eeuw ook zeer kritisch. Zoals veel van haar vrouwelijke
collega's vervulde zij, tegen haar zin, vaak een ondergeschikte
rol in het kunstmilieu, hoewel haar opleiding, creatieve activiteiten
en persoonlijkheid gelijkwaardig waren aan die van haar mannelijke
collega's. Ook in de Berlijnse DADA-beweging, waaraan zij deelnam,
speelde dat probleem. Wie de geschiedenis van deze beweging goed
leest, kan opmerken dat vrouwen een belangrijke artistieke rol
in die periode vervulden, maar dat zij door een emancipatieproblematiek
in feite een ondergeschikte positie innamen.
Berlijn
als centrum
Wie de ontwikkelingslijn volgt van de Duitse kunstenares Hannah
Höch merkt dat de stad Berlijn een centrale plaats bij haar
inneemt. Reeds in 1912 volgde zij in deze stad een kunstnijverheidsschool
en studeerde daar tekenen, schilderen, houtsnede, grafische technieken
en glasschilderen. Als beeldend kunstenares wist zij met de fotomontagetechniek
een zeer persoonlijke stijl te ontwikkelen. Met 'schaar en lijmpot'
construeerde zij beelden die haar visie en kritiek op de maatschappij
reflecteerden. Haar materiaal vond zij in gedrukte media. Als
een ingenieur ontwierp zij een nieuwe werkelijkheid. Beelden uit
het dagelijkse leven veranderde zij in romantische en tegelijk
kritische fotomontages. Vanaf 1918 werd Hannah Höch ook zeer
actief in de Berlijnse Dada-beweging. Als enige vrouw wist zij
met een groot aantal werken mee te doen aan de 'Erste Internationale
DADA-Messe' in 1920. (Schnitt aus der Kuchenmesser DADA durch
der letzte Weimaraner Bierbauchkulturepoche Deutschland (1919/1920).
Haar werk trok zeer de aandacht van het publiek. Het vormde een
commentaar op het maatschappelijke leven en de gevoerde politiek.
Met deze fotomontages realiseerde zij een artistiek hoogtepunt.
Op haar manier zocht zij binnen de DADA-geweging naar een verbinding
tussen kunst en leven.
Persoonlijke
relaties
In Berlijn ontmoette Hannah Höch in deze periode de Duitse
kunstenaar Raoul Hausmann, met wie zij een lange relatie onderhield.
Hoewel Hausmann haar kwaliteiten als kunstenares zeker onderkende
en waardeerde, zoals men in de literatuur kan lezen, domineerde
Hausmann door zijn persoonlijkheid toch te sterk hun relatie.
Uiteindelijk verbrak zij het kontakt met hem. Ook in haar persoonlijke
notities laat Hannah Höch duidelijk merken dat mannen binnen
de Berlijnse Dada-beweging zeer dominant aanwezig waren en weinig
ruimte lieten aan de vrouwen. De publiciteit was vrijwel nooit
gericht op de vrouwelijke deelnemers, terwijl de dames juist opvielen
door hun grote veelzijdigheid en artistieke durf. Met Kurt Schwitters
had Hannah Höch wel een andere band. Zij werkte met Schwitters
onder andere aan zijn Merz-bau (1919) en ontwierp fotomontages
voor zijn project. In dit werkverband ontmoette zij ook de Nederlandse
kunstenares Til Brugman. (Höch over Brugman: 'Zij was als
een wervelstorm van geestigheid en intelligentie'). Met haar verbleef
zij lange tijd in Den Haag (1926-1935), maar ook deze vriendschapsrelatie
verbrak Höch. Voor Hans Arp had zij een zeer grote waardering,
zowel als mens en als kunstenaar. Vanaf 1925 ontstond een sterke
emotionele band.
Haar
inspiratiebronnen
De wereld om haar heen verschafte Hannah Höch thema's en
motieven. De rijkdom aan materiaal uit de gedrukte media inspireerde
Hannah steeds weer tot nieuwe beelden. Immer wieder! Steeds weer
anders. Zij kende een grote fascinatie voor het gedrukte beeld.
Inspiratiebronnen waren vooral de natuurwetenschap en de techniek.
In haar werk treft men symbolen aan over groei, vergaan, liefde,
dood, verheerlijken en verwerpen. In het werk 'Der Melancholiker'
uit 1925 ziet men een zwarte ondergrond. Eén oog (en face)
peilt de kijker; men ervaart eenzaamheid in het misvormde gelaat.
De kleurtoon geel bepaalt mede de sfeer. Ook de omslag voor het
boek 'Für ein Fest gemacht' uit 1936 toont een gelijkwaardige
impressie. 'Die stärken Männer' uit 1931 is evenwel
spottend van karakter. De zwarte ondertoon treft men ook aan in
het werk uit de jaren vijftig en zestig. Haar 'gesprengte Einheit',
geïnspireerd op het futurisme, is echter surrealistisch van
karakter en doet dynamisch aan. Er is volop beweging in dit beeld.
Zij ervaarde
dat de machines zegevierden over de mens en ontwikkelde zelf een
Dadaïstische machine. (Een Maschinen Metapherie die een Maschinen-Pessimismus
werd). Zij zag de mens als uitvinder en als oorzaak van deze ontwikkeling.
Hanna Höch was zeker geen militante feministe, maar destemeer
een autonome en gevoelige individualiste. Zij wilde politiek ongebonden
blijven. Uit de literatuur komt zij naar voren als een geëmancipeerde
vrouw, souverein en sterk in haar houding. Mannen bekeek zij ironisch
en sceptisch. Vrouwen waren verbonden met een organische wereld,
terwijl mannen in een technische wereld vertoefden. Toch zocht
zij een samenhang in de man-vrouw verschijning, maar wilde haar
zelfstandigheid en identiteit niet verliezen. Misschien vormt
de fotomontage 'Vivace' uit 1955, een sprookjesachtige tafereel
met tulp, een werkelijke balans.
Een
herwaardering in de jaren zestig
Opmerkelijk is dat pas in de zestiger jaren voor haar werk en
persoon echte waardering ontstond. Das Klebemädchen mit
Sammelalbum, Spitzen, Schnitte und Schneiderschere, de exotische
vlinder met vrouwelijk charisma en ordenend vermogen, bleek voor
Duitse beeldende kunst werkelijk van belang te zijn. Langzaam
verstomde de kritiek en ontstond een brede interesse. In 1976
volgden internationale tentoonstellingen in het Museé d'Art
Moderne de la ville Paris, de Nationale Galerie Berlin en in 1977
vond een expositie in het Goethe Institut te New York plaats.
De grote overzichtstentoonstelling in het Institut für Auslandbeziehungen
(Stuttgart, 1984) zorgde voor een nieuwe aandacht. Onder de titel
'Hannah Höch, 1889-1978. Collagen' verscheen tegelijkertijd
een fraaie catalogus van haar werk.
De auteur
Karin Thomas maakte duidelijk dat Höch niet alleen met haar
activiteiten in de Berlijnse Dada-beweging belangrijk was geweest,
maar dat zij ook de ontwikkeling van de collagetechniek na de
Eerste Wereldoorlog in Duitsland een eigen en sterke impuls had
gegeven. Wie haar fotomontages bekijkt in deze uitgave wordt getroffen
door een poëtisch beeldgebruik, visueel raffinement en suggestief
vermogen. Een fotomontage als 'Selbstbildnis' uit 1927 toont en
profil/en face een intiem en verontrustend dubbelportret. Donkere
ogen kijken ongrijpbaar en analyserend de kijker aan. In haar
fotomontages blijkt Hannah Höch de politieke actualiteit
van de jaren 1914-1918 op een persoonlijke manier weer te kunnen
geven. Raoul Hausmann schreef over haar fotomontagekunst duidelijke
woorden: 'Sie ist eine Meisterin der entschiedenen Mischung (Monteurin).
Die Technik der Collage ist das Paradigma eines Mischungsprinzip,
denn eine Folge von Entscheidungen zugrunde liegt'.
Hannah
Höch: een opmerkelijk profiel
Steeds duidelijker vormt zich haar profiel. Hoewel haar kwaliteiten
als beeldend kunstenares in Duitsland en later internationaal
vanaf de jaren zestig steeds meer bevestigd werden, onderkent
men ook haar strijd als vrouw en kunstenares. Zeker in de periode
van de Berlijnse Dada-beweging werden de artistieke prestaties
van vrouwen ondergewaardeerd door de mannelijke collega's. Toch
heeft zij als kunstenares in die Berlijnse periode ook een bevestiging
gekregen van haar werk. Als enige vrouw nam zij met veel werk
deel aan de tentoonstelling in de Erste DADA-Messe te Stuttgart
(1920). Het lijkt op eenmalige erkening en waardering. Langzaamaan,
maar wel veel later, werden in de zestiger jaren haar kwaliteiten
als beeldend kunstenares steeds meer gewaardeerd. Haar eigenschappen
als veelzijdigheid, artistieke durf, communicatievermogen, haar
eigen beeldtaal, emotionaliteit en vrouwelijke autonomie werden
steeds meer onderkend en gewaardeerd. In de jaren zeventig kreeg
Hannah Höch een museale erkenning, landelijk en internationaal.
In
2011 organiseerde de K20 van de Kunstsammlung Nordrhein-Westfalen
in Düsseldorf een expositie van acht kunstenaressen, die
in de jaren twintig en dertig van de 20e eeuw binnen de avant-garde
werkzaam waren: 'Die andere Seite des Mondes, Künstlerinnen
der Avantgarde'. Samen met Sonia Delaunay, Sophie Täuber-Arp,
Dora Maar, Claude Cahun, Katarzyna Kobro en Germaine Dulac vertoefde
Hannah Höch nu in een goed gezelschap. Op het gebied van
de dada, het kubisme en het surrealisme zochten zij naar een nieuwe
beeldtaal. Kunsthistorisch lijkt de geschiedenis van de avant-garde
uit het begin van de vorige eeuw opnieuw geformuleerd te kunnen
worden.
bronnen:
Gotz Adriani, Hannah Höch-1889-1978: Collagen, 1984, Stuttgart,
Institut für Auslandbeziehungen, expositie-uitgave; Gotz
Adriani, Fotomontage-Gemälde-Aquarelle, Hannah Höch,
1980, Reihe die Mont Dokumente, heruitgave.