|
Dossier
achtergrond: Vrouwen in de kunst. Eindredactie: Rob den Boer.
E-mail: redactie.bkj@gmail.com. |
Germaine
Dulac Filmbeelden uit 'La Coquille et le Clergyman' uit 1928 brengen de kijker terug in de jaren twintig. In zwart-wit ontwikkelt zich een filmisch drama, zonder geluid, in een decor van die tijd. Een hoge verticale poort zoekt naar een balans tussen bewegende donkergrijze en zwarte vlakken met een soms verblindend wit licht. Onrustige camerabewegingen versterken de indruk van een onbekend persoonlijk avontuur. Door Wim Adema Germaine Dulac maakte met dramatische close-ups van acteurs, filmische experimenten en een impulsieve cameravoering een begin met de impressionistische film. Een langgerekt perspectief van een straat verschuift in een atmosfeer van eenzaamheid, terwijl een steeds wisselende architectuur van een gebouw de film tegelijk tijdloos en surrealistisch van karakter maakt. In dit verhaal van 'De Zeeschelp en de Predikant' is het filmische verhaal meeslepend en zijn de emoties indringend en voelbaar. De kijker wordt meegevoerd in een impressionistisch drama. Parijs,
film, feminisme en impressionisme Reeds in haar vroegste films, zoals 'Les soeurs vyanden' (1916/1918), toont zij een grote aanleg voor het filmexperiment, waarin de filmmaakster de kernwaarden van het maken van films probeerde te ontdekken en te formuleren. Reeds in die jaren ontwikkelt Dulac een geheel eigen denkwijze over film en fotografie en geeft zij blijk van een kritisch, onafhankelijk en vernieuwend filmtalent. Nog voor de productie van 'Un chien andalou' van Louis Buñuel en Salvador Dali (1929) ontwikkelde Germaine Dulac reeds een nieuwe filmtaal, die impressionistisch en surrealistisch van karakter was. Met 'Amis des fous' in 1918 schetst zij een serieel melodrama met een geheel eigen filmtaal. La fête espagnol uit 1920 geldt nog steeds als de belangrijkste film uit de twintiger jaren. Zonder twijfel is de relatie met Louis Delluc, filmmaker en criticus, voor Germaine heel belangrijk geweest. In die tijd raakte zij ook steeds meer overtuigd dat de bioscoop een uniek platform kon zijn voor artistieke filmkunst. Hierin kon zij haar filmische ideaal: de pure cinema realiseren. Met 'La souriante Madame Beudet' (1922/1923) en 'La Coquille et le Clergyman' (1928) maakte Dulac haar eerste surrealistische films. Ook de klassieke muziek (Chopin) vormde later een inspiratie voor haar films, zoals 'Disque(s)' uit 1928/1929. Toen vanaf circa 1930 de geluidsfilm haar intrede deed, nam de interesse af om films te blijven maken. Vooral haar gezondheid, zij kreeg in 1930 een beroerte, was sterk achteruit gegaan. Filmische
en polemische kwaliteiten Hierin was
de individuele vrijheid van de kunstenaar een centraal thema.
Hoewel zij met het feminisme een duidelijke verbondenheid had,
waren haar filmthema's niet feministisch van karakter. Germaine
zocht meer de emoties in zichzelf. In 'La souriante Madame Beudet'
ervaart men een psychologische scala van vrouwelijk emoties, een
kwetsbaar bestaan en de ontdekking van zichzelf. Het menselijk
bestaan, de relatie man-vrouw vormden haar thema's. Met filmen
was Germaine Dulac terughoudend, maar tegelijk heel persoonlijk.
Men kan misschien spreken van een terughoudende feministische
houding. Zij was waakzaam in haar strijd tegen overheersing en
kwam resoluut in verzet, wanneer dat nodig was. In de laatste tien jaren van haar carrière maakte Germaine Dulac inventieve bioscoopjournaals voor Pathé en Gaumon (France actualité). Ook in deze journaals was haar regiehand duidelijk aanwezig. In het camerawerk, het geluid, de afwisseling van scènes, de aanwezigheid van humor en emotie, een geheel directe aanpak, maar vooral het indringend visualiseren van nieuws, zag men steeds de creatieve kracht van Germaine Dulac terug. In de literatuur is het werk van Germaine Dulac diepgaand en waarderend besproken (onder andere door Richard Abel: Franse film, theorie en kritiek, Princeton, 1988, UP en P. Hillairet, ed.: Ecrits sur le cinéma, 1984). Hoewel zij nog weinig kracht had voor actieve filmregie, was de filmmaakster in haar laatste jaren nog wel direct betrokken bij 'Het Volksfront' (1936). Tijdens de bezetting van Parijs door de Duitsers, stierf zij echter in vergetelheid. Wie opnieuw haar levensloop leest en probeert te begrijpen, weet dat Germaine Dulac voor de ontwikkeling van de nieuwe Franse cinéma heel belangrijk is geweest. Via Ubu Web (Film en video: Germaine Dulac) en You Tube (La Coquille et le Clergyman, (1928) en Ma invitation au voyage (1917) kan men de films van Germaine Dulac opnieuw zien en beleven. |