Dossiers. Eindredactie: Rob den Boer. E-mail: redactie.bkj@gmail.com.
 

Recensies van tentoonstellingen

 

Edvard Munch, een hommage

Er zijn niet veel schilders die bij het grote publiek bekend zijn door slechts één werk, eigenlijk alleen Leonardo da Vinci en Edvard Munch. De eerste is wereldberoemd door de 'Mona Lisa', de tweede is ietsje minder beroemd door 'De Schreeuw' Munch's schilderij uit 1893 wordt alom bewonderd als de verbeelding van de wanhoop van de eenzame en stuurloze moderne mens.

Door Peter van Dijk

Van Leonardo zijn slechts zeventien schilderijen en naar schatting honderdduizend tekeningen bewaard gebleven. Munch heeft ongeveer elfhonderd schilderijen nagelaten, 4.500 tekeningen en dertigduizend stuks grafisch werk.

Ondanks deze enorme hoeveelheid kunstwerken worden er zelden tentoonstellingen van Munch's werk (1863-1944) georganiseerd. Dit komt, deels, omdat Edvard Munch moet concurreren met zijn toegankelijker collega's uit het modernisme, zoals de schilders van het impressionisme, fauvisme, expressionisme, kubisme, enzovoort. Deels omdat de twee musea in Noorwegen die het leeuwendeel van het werk van Munch bezitten, kopschuw zijn geworden voor uitleen, sinds de twee diefstallen van 'De Schreeuw' (er bestaan vier versies) in 1994 en 2004. In beide gevallen is het werk teruggevonden.

In Nederland heeft bij mijn weten nog nooit een Munchtentoonstelling plaatsgevonden. In Chicago werd vorig jaar de laatste grote Munchtentoonstelling georganiseerd, waarin ook werk getoond werd van schilders die hem geïnspireerd hebben, zoals Monet, Gauguin en Van Gogh. De allereerste Amerika-expositie dateert van 1912.

De Fransen kunnen op dit moment na twintig jaar weer een Munchtentoonstelling bezoeken. De Noorse schilder is nogal ondergewaardeerd in het land waar hij tweemaal een aantal jaren woonde en zijn belangrijkste doorbraken beleefde. In de Pinacothèque, vlak bij de Madeleine in het hartje van Parijs zijn honderdvijftig werken van Munch, schilderijen, tekeningen en grafisch werk, bijeengebracht uit uitsluitend particuliere verzamelingen. De Parijse tentoonstelling verhuist na de zomer naar Rotterdam en is vanaf 18 september tot 21 februari 2010 in de Kunsthal Rotterdam te zien. Dus, dat wordt de eerste Munchexpositie in Nederland.

Gekweld mens
De kennismaking met Munch in Parijs was een verrassing. Door 'De Schreeuw' heeft kunstenaar de reputatie was een gekweld mens gekregen. Op foto's ziet hij eruit als een mooie, maar strakke sombere man. Maar in Parijs vallen ook vriendelijke landschappen, realistische portretten en elegante houtsneden te bewonderen. Veel stijlen, variatie, volop kleur en verschillende technieken. Een interessante kunstenaar.

Voor zijn reputatie van gekweldheid bestond overigens voldoende reden. Over het ontstaan van 'De Schreeuw' schreef Munch zelf: 'Ik liep met twee vrienden over een brug bij zonsondergang. De lucht kleurde rood als bloed. Ik stopte en leunde tegen de leuning, en voelde me eindeloos moe. Tongen van vuur en bloed likten de donkere fjord. Ik voelde een huiver van angst. Toen hoorde ik een sterke, eindeloze kreet van de natuur.' Hij voegde daar later aan toe: 'Ik was gek voor een aantal jaren. Ik werd uitgerekt tot mijn grens, de natuur schreeuwde in mijn bloed. Na 'De Schreeuw' heb ik de hoop opgegeven ooit nog te kunnen liefhebben.'

Munch was vermoedelijk, in moderne medische termen, manisch depressief of had in andere bewoordingen een bipolaire stoornis. Zijn leven gaf ook aanleiding voor depressiviteit. Het gezin Munch werd bezocht door ziekte en smart. Hij verloor zijn moeder toen hij vijf jaar was en zijn een jaar oudere zusje Johanne stierf negen jaar later. Van zijn vaders familie erfde Munch niet alleen de artistieke genen, voorvader Jacob Munch (1776-1839) was schilder, maar ook de depressieve trekken. Vader Christian, die twee maal zo oud was als zijn vrouw, was legerarts, maar ook een bigotte christen. Munch over zijn vader: 'Mijn vader was soms een zenuwenlijder en obsessief gelovig – tot het absurde. Van hem erfde ik het zaad van de waanzin. De zwarte engelen van ziekte, waanzin en de dood stonden naast mijn wieg, vanaf de dag dat ik geboren was.'

Christian, die de opvoeding van zijn vijf kinderen, bijgestaan door een tante, zelf ter hand nam, waarschuwde zijn kroost dat moeder vanuit de hemel toekeek en ontstemd was als ze stout waren. Edvard had al vroeg sombere bijgedachten en nachtmerries. Een zusje was geestesziek en alleen zijn broer Andreas bracht het tot een huwelijk, om een paar maanden na de inzegening te sterven. Het is te begrijpen dat Edvard zich in zijn artistieke loopbaan niet bezig hield met harmonische landschappen, stillevens of tevreden buitenlui. Zijn credo was 'mensen te schilderen die ademen, voelen, lijden en liefhebben'. Van lijden wist hij, maar met liefde, vrouwen en seksualiteit had hij een verwrongen relatie. Vrouwen worden door hem geregeld getekend naast een skelet, ziek in bed, als harpijen of alleen maar diepbedroefd.

Edvard deed eerst een technische studie en hoewel hij vaak ziek was, muntte hij uit in natuurkunde, wiskunde en chemie. Maar tot woede van zijn vader, die kunst een onwaardig vak vond, verliet hij de technische hogeschool om lessen te volgen aan de kunstacademie van Kristiana (tot 1925 de naam voor Oslo).

Redelijk beeld
Op de tentoonstelling in Parijs en dus straks in Rotterdam is een beperkt maar redelijk beeld te krijgen van Munch's ontwikkeling en kunstenaarschap. Ik schrijf 'beperkt en redelijk', omdat de topstukken van Munch in hun twee Noorse musea zijn gebleven en we in de Kunsthal vooral het resultaat van kleinere collectioneurs te zien krijgen. In zijn eerste Noorse periode, die loopt tot zijn eerste verblijf in Frankrijk (van 1889 tot 1892), schilderde Munch natuurgetrouwe landschappen, een beetje somber van kleurtoon, maar harmonieus. Zijn verfbehandeling was niet erg schools, hij bracht verschillende dikke lagen aan, drukte er korte strepen in, was vaak ontevreden over het resultaat en krabde weer delen weg en begon opnieuw, en legde een dunnere laag aan. Zijn leven lang zou Munch blijven experimenteren met de materiële kanten van het vak, vooral de behandeling van verf; in een latere periode legde hij zijn natte schilderijen buiten, om te experimenteren met de effecten van regen en wind.

Munch arriveert in mei 1889 in Parijs, tijdens de Wereldtentoonstelling, waar in het Noorse paviljoen zijn schilderij 'Ochtend' (1884) hangt. Hij neemt les bij Léon Bonnat, bezoekt de Salon van de Onafhankelijke Schilders en ontdekt het werk van Seurat, Van Gogh, Toulouse-Lautrec, Signac en Monet. Zijn verblijf in Frankrijk leidt net als bij Vincent van Gogh tot een ommekeer in de kleurzetting van zijn schilderijen. Het werk wordt opeens lichter en vrolijker. Hij komt onder invloed van het impressionisme en slaat aan het experimenteren met droge en vette pastelverven en dunne olieverflagen. Op de tentoonstelling in Parijs en dus ook in Rotterdam, getuigen verschillende schilderijen van deze verandering: een olieverfschilderij 'Een zonnige dag in Nice', een krijt- en pasteltekening 'Zomer', de pastel 'Een vissersjong uit Nice', alle drie uit 1891.

Lang zou Munch niet genieten van het Parijse leven. Zijn vader sterft in december 1889 en de kunstenaar haast zich terug naar Noorwegen om de familiezaken te regelen. De dood van zijn vader bezorgt Edvard weer een van zijn depressieve buien, hij speelt met de gedachte aan zelfmoord: 'Ik leef met de dood, mijn moeder, mijn zus, mijn grootvader, mijn vader. Dood jezelf en het is over. Waarom leven?'

Eenzaamheid
Begin 1890 is hij weer terug in Parijs en schildert het mooie 'La Seine à Saint Cloud', in gedempte gele en groene kleuren, met een stille man op de kade. Een beeltenis van eenzaamheid. Het jaar daarop zoekt Munch de zon van Nice op en laat sterke kleuren in zijn werk toe, zoals in de Kunsthal te zien is in 'Vrouw met de rode hoed aan het Fjord' en de 'Vissersjongen van Nice'. De Noorse Nasjonalgalleriet erkent zijn talent en koopt in dat jaar 'Melancholie'. Hij gaat naar Berlijn in 1892 en doet hij mee aan een kleine, nauwelijks opgemerkte tentoonstelling. In deze stad zal hij vier jaar blijven, tot 1896 en actief deelnemen aan de bijeenkomsten van een groep schrijvers en intellectuelen in de wijnkelder Zum schwarzen Ferkel, onder wie de Zweedse schrijver August Strindberg.

Een grote tentoonstelling van vijfenvijftig schilderijen in november van dat eerste jaar leidt vervolgens tot een publiek schandaal. De pers vindt zijn werk niet af en lelijk, 'geklieder van een waanzinnige', de bezoekers van de expositie in de Verein Berliner Künstler nemen dat oordeel over en schreeuwen ter plekke hun afkeuring uit. De organisatoren sluiten de expositie en Edvard Munch is in een klap beroemd. Zeker in Duitsland. Exposities, het jaar daarop, worden goed bezocht. Zijn Berlijnse jaren gebruikt Munch vooral om het lijden, de pijn, de liefde en dood te verbeelden. 'De Schreeuw' (1893) stamt uit deze periode. Hij schildert zonder of met dunne onderlagen, de schilderlaag van olieverf verdunt hij sterk. Het is in deze tijd dat hij begint te experimenteren met het klimaat als collega-kunstenaar.

Op de tentoonstelling in de Kunsthal zult u sombere tekeningen en litho's uit deze periode zien: 'Het zieke kind', ‘Vrouwen naast het geraamte', ‘De eenzamen', ‘De Jaloezie', ‘Vampire II'. Aangrijpend mooi en smartelijk is de serie van Madonnastudies, waaraan hij gedurende zes jaar heeft gewerkt. Munch begint zich in de herfst van 1894 te bekwamen in grafisch werk en zal een grootmeester van de houtsnede worden. Hij zoekt zelf zijn stukken hout uit, zaagt het hout zelf, altijd in de lengterichting, dus met de nerven van het hout mee. Op zijn gravures lopen de houtnerven altijd langs de verticale lijnen van de tekening en ondersteunen de kracht van de voorstelling. Mooie voorbeelden zijn 'Maanlicht I', 'Maanlicht IV' en uit een latere periode 'Vrouw in het zwart' (1912-13). In 1896 verhuist hij weer naar Parijs en geeft veel tijd en energie aan het graveren. Hij kijkt goed naar het grafische werk van Paul Gauguin.

Beroemdheid
Rond de eeuwwisseling is Munch vooral in Duitsland en in eigen land een beroemdheid. Zijn werk wordt grif gekocht en verzameld en hij krijgt opdrachten. 'Na twintig jaar van strijd en ellende komen eindelijk de krachten van het goede mij helpen in Duitsland.' Munch koopt zijn eerste buitenhuis, een vissershut bij Åsgårdstrand in Noorwegen. Zijn nieuwsgierige geest voert hem naar de fotografie en film, vooral de kwestie van het vastleggen van beweging boeit hem. Hoe overtuigend hem dat lukt, is te zien, behalve in de films die hij maakte, in de tekening 'De levensboom' uit 1910.

Op alle fronten gaat het hem goed. Hij krijgt zelfs op 34-jarige leeftijd verkering met de rijke, vrijgevochten vrouw Tulla Larsen. Ze maken een reis naar Italië en Munch schildert ook enkele plezierige scènes, zoals in 'De levensdans' (1899), het schilderij dat de serie 'De levensfries' afsluit. In deze serie vat Munch in tekeningen, water- en olieverven en grafisch werk al zijn thema's en obsessies samen: de fases van het leven, de femme fatale, de hopeloosheid van de liefde, angst, ontrouw, jaloezie, seksuele vernedering, lijden en dood.

Voor het schilderij 'De levensdans' moeten we naar de Nasjonalgalleriet in Oslo, maar op de tentoonstelling in Rotterdam hangt een voorstudie in krijt, die vrolijker is dan het uiteindelijke schilderij. Van het schilderij straalt een licht macabere sfeer af, de maan schijnt, er lopen vrouwen met sacherijnige gezichten rond, maar er is ook een glimp van lol: een persoon trekt een soort grimas en er wordt gedanst. Dat komt in de richting van de tekening, die veel opgewekter is. Tulla wil graag trouwen, maar Munch´s lutherse schuldbesef en neiging tot zelfvernietiging doen hem terugschrikken. Hij durft niet en neemt de benen naar Berlijn. De relatie eindigt dramatisch, Tulla zoekt hem op voor een verzoening, maar er ontstaat een heftige ruzie en Munch schiet twee vingers van zijn linkerhand af. In meerdere opzichten doet Munch aan zijn inspirator Van Gogh denken. Tulla heeft er nu genoeg van en trouwt een jongere collega van Munch, voor de laatste wederom een bewijs van vernedering. De emoties uit deze pijnlijke episode zien we onder andere terug in Munch's herhaaldelijke uitbeeldingen van de moord op Marat door Charlotte Corday.

Op basis van Munch's eerdere werk was de uitkomst van zijn relatie met Tulla niet moeilijk te voorspellen. Kijk maar naar de litho 'Vampire II': een vrouw lijkt een man op haar schoot te troosten, maar in feite bijt ze hem in zijn nek. Of naar de pastel 'Sirene', waarop een zwaarmoedige man, het hoofd in de handen, onbewogen blijft voor de verleidingen van een mooie meermin. Het is de wantrouwige Munch tweemaal ten voeten uit.

Opname
Zijn onvermogen om in liefde te geloven en zijn neiging tot zelfvernietiging doen hem steeds vaker naar de fles grijpen. In 1908 stort hij eindelijk in. Hij hallucineert, is zwaar paranoïde en krijgt verlammingsverschijnselen aan zijn benen. Ondanks zijn zwakke gezondheid en zenuwgestel heeft hij de gevolgen van langdurig en overmatig drankgebruik lang weten uit te uitstellen. Hij blijkt een oersterke kerel te zijn en overleeft zelfs de Spaanse griep, waar half Europa in 1919 aan stierf. In de psychiatrische kliniek van professor Daniel Jacobson in Kopenhagen, naar welke stad hij dat jaar verhuisd is, wordt hij acht maanden liefdevol verzorgd. Zijn ziekenhuiskamer mag hij inrichten als atelier. Na afloop van de therapie krijgt hij als advies van Jacobson: ga alleen met goede vrienden om en drink niet in het openbaar.

Een nieuwe periode breekt aan. Hij koopt een landgoed in Ekely, bij Oslo, en trekt zich terug. Munch gaat schilderen met losse penseelstreken en fleurige kleuren: boeren aan het werk, naakten, bezoekers van Ekely en manshoge portretten. Uiteraard ook een van zijn geneesheer Jacobson, dat niet in de Kunsthal hangt, wel zijn er prachtige exemplaren van andere goede Noorse vrienden.

Munch houdt zich aan de adviezen van zijn therapeut en leidt tot zijn dood in 1944, op tachtigjarige leeftijd, een redelijk stabiel leven in afzondering. Af en toe flikkeren de oude thema's op in zijn werk. In de Kunsthal hangt een veelzeggende litho, 'Zelfportret met een fles wijn'. Munch lijkt tevreden te kijken en dat is wel eens anders geweest. Ook Tulla heeft hij geestelijk verwerkt, getuige zijn vriendelijke aquarel 'Marat en Charlotte Corday' uit 1930. Het schilderij uit 1907 is veel grimmiger. Het in tijd allerlaatste werk op de Parijse expositie is 'Birgitte III', een perfecte houtsnede, met sterke verticale lijnen, die de schoonheid van de vrouw in een rode blouse accentueren.

De tentoonstelling geeft een goed en gevarieerd inzicht in de geest en het werk van Edvard Munch. Een smakelijk voorgerecht voor een hoofdmaaltijd, die hopelijk eens in Nederland geserveerd zal worden: een tentoonstelling bereid uit de rijke schat, die in Noorwegen geconserveerd wordt, aan indrukwekkende schilderijen als 'De Schreeuw', 'Dood in de ziekenkamer', 'Levensdans', 'Madonna', 'Vampier', 'Dame uit de zee', 'As', 'Het zieke kind', 'Dood van Marat', 'August Strindberg', enzovoort, enzovoort. Zo niet, dan maar op vakantie naar Oslo.

Onleesbare catalogus
Het is niet te hopen dat de Kunsthal verplicht is de typografie van de catalogus van de Parijse Pinacothèque over te nemen. Hij is te zwaar, te duur, maar vooral onleesbaar. Een typisch product van een vormgever die de vrijheid heeft gekregen zijn gang te gaan. Deze vormgever heeft geconcludeerd dat Munch behoorlijk gek was en heeft in die geest het boekwerk opgezet. De introductie is in hele dunne broodletters gedrukt die verdwijnen in een stroom van bruine golvende strepen, waardoor alles danst voor je ogen. De bibliografie, als zij dat tenminste is, is gedrukt in regels die vol lopen, dat wil zeggen dat de woorden regelslang doorlopen, zonder in te springen. Een snel overzicht krijgen, de essentie van dit soort lijsten, is onmogelijk.

Een inhoudsopgave wordt niet gegeven, wat consequent is, aangezien ook de paginering achterwege is gelaten. Het boekwerk is daardoor als naslagwerk onbruikbaar. De catalogus zit vol met loze transparante of olijfgroene pagina's en is een ergernis voor de lezer, waar men in Parijs 45 euro voor durfde te vragen. Wel blij was ik met de prachtige foto's van de meester zelf en het gezin waaruit hij voortkwam. Het brengt de kunstenaar Munch nog dichterbij.

Carte blanche à Bedri Baykam, Hommage à Edvard Munch, Pinacothèque Parijs, tot 18 juli 2010, 28 Place de la Madeleine, Parijs, Frankrijk. Website: www.pinacotheque.com.

Deze tentoonstelling is daarna te zien in de Kunsthal Rotterdam, van 18 september t/m 20 februari 2011, info 010-4400301, openingstijden: dinsdag t/m zaterdag 10.00 - 17.00 uur, zon- en feestdagen 11.00 - 17.00 uur. Website: www.kunsthal.nl.

Peter van Dijk is journalist.

Terug naar boven

Dossiers

 

Recensies

Achtergrond
Opinie
Boekbesprekingen
Columns