Ary
Scheffer: schilder van de Romantiek
Weinig
Nederlandse schilders hebben het in het buitenland zover geschopt
als de Dordtenaar Ary Scheffer. Als schilder speelde hij een animerende
rol in de Franse romantiek. Hij was de hofschilder van burgerkoning
Louis-Philippe van Orléans en de geliefde tekenleraar van
diens kinderen. Als vrijdenker was hij politiek buitengewoon actief
en invloedrijk.
Door
Peter van Dijk
In
Scheffers geboortestad Dordrecht is een aantrekkelijke tentoonstelling
te zien, 'Liberté', die een gevarieerd inzicht geeft in
de roerige jaren na Napoleon en in de bloei van de Franse romantiek.
Naast vele werken van Scheffer (1795-1858) uit het bezit van het
Dordrechts Museum, zijn er zestig bruiklenen te bewonderen uit
veertig verschillende collecties. De tentoonstelling geeft een
levendig overzicht en begrip van de Franse romantiek en tegelijk
een bijna journalistiek beeldverslag van de drang naar vrijheid
en mensenrechten in het Europa na Napoleon. Scheffer was de spil
van de Franse Romantiek, die het belang van de menselijke emotie
en het streven naar vrijheid vooropstelde. Hij organiseerde iedere
vrijdag van 1831 tot 1858, langer dan een kwart eeuw, soirées
in zijn atelier in de Parijse Rue Chaptal no.7, tegenwoordig het
Musée de la Vie Romantique, waar collegaschilders kwamen
als Théodore Géricault en Eugène Delacroix.
Zij discussieerden over kunst en luisterden naar musici als Chopin,
Liszt en de zangeres Pauline Viardot. Ook schrijvers als Georges
Sand en Toergenjev waren geregeld van de partij in de salon van
Ary Scheffer.
Moeder
Scheffer
In de tentoonstelling in Dordrecht viel mij de rol van zijn moeder,
Cornelia Scheffer-Lamme, op in Ary's leven. Mijn verwondering
begon bij twee geslaagde schilderijen van haar hand. Uit 'De vrouwen
van Souli' (na 1827), dat ze vakkundig had gekopieerd van een
schilderij van Ary, blijkt haar talent voor kleur, behandeling
van stoffen en drama. Ook 'De Weduwe van de soldaat', een aandoenlijk
schilderij van Ary met een vrouw met een baby op haar rug en een
zoontje dat een sabel op zijn schouder torst (vermoedelijk van
zijn gesneuvelde vader) schilderde zij na. Waarschijnlijk maakte
ze deze kopieën ten bate van de verkoop van Ary's werk. In
de catalogus las ik dat haar man, ook al een kunstenaar, in 1809
stierf, een jaar na zijn benoeming tot hofschilder van koning
Lodewijk Napoleon. Twee jaar later pakte Cornelia haar hele boeltje
op en verhuisde met haar drie zonen naar Parijs. Een ongewoon
dapper besluit van een alleenstaande vrouw, zonder noemenswaardige
inkomsten en kennissen in Parijs. De reis naar de Franse hoofdstad
duurde vier tot zes dagen, eerst met de trekschuit naar Antwerpen
en dan per koets naar Parijs.
Ary
was al vooruit gestuurd naar Lille, om in afwachting van een gehoopte
studiebeurs Franse taallessen en schilderles te nemen. Zelfs in
onze geëmancipeerde tijd zou zo'n ingrijpende beslissing
verwondering en bewondering wekken. Omdat ze zelf schilderde,
onderkende Cornelia al vroeg het talent van haar oudste zoon en
werd gedreven door de gedachte dat Parijs het centrum van de kunstwereld
was, waar de beste leraren zaten, de rijkste opdrachtgevers en
de meest geslaagde kunstenaars. En dat was ook zo. Zij kwam uit
een grote en hechte kunstenaarsfamilie. Haar vader was Ary Lamme,
een man van vele talenten: schilder, dichter, toneelschrijver
en een vrijdenker. Vrijmetselaar en patriot. De kleinkinderen
van deze Ary Lamme waren succesvol. Ary Scheffer werd het beroemdst,
zijn broer Henry was ook een verdienstelijk schilder in Frankrijk.
Neef Ary Johannes Lamme schilderde eveneens, maar legde zich vooral
toe op de kunsthandel. Hij werd de eerste directeur van museum
Boijmans van Beuningen. Zijn zoon Dirk Arie Lamme werd eveneens
kunstschilder en directeur van Boijmans.
Vaderskant
Ook aan vaderskant had Ary Scheffer aardig wat kunstenaarsbloed.
Zijn vader was Johann Bernard Schäffer, geboren in Homberg
(Ohm, Hessen), die gezien zijn aanstelling bij koning Lodewijk
Napoleon, succesvol was. Zijn opa Jean-Georges Schäffer was
in Duitsland een bekend portretschilder, die later naar Nederland
verhuisde. Moeder
Cornelia woonde tot haar overlijden bij haar zoon in de Rue Chaptal
en werkte in zijn atelier. Zij hield Ary al van jongs af aan voor
dat een goede intellectuele ontwikkeling en het beheersen van
vaardigheden als paardrijden, schermen en dansen meetelden bij
het slagen in het schildersvak en het vinden van opdrachtgevers.
Van dansen hield Ary niet, maar van lezen en schilderen des temeer.
In Parijs volgde hij de lessen aan de École des Beaux Arts,
waar Pierre Guérin en François Gérard doceerden.
Hij raakte bevriend met zijn medeleerlingen Eugène Delacroix,
Théodore Géricault en Paul Huet. Ary Scheffer werkte
hard en kluste er tijdens zijn studententijd bij in de kunsthandel,
om zijn moeder en het gezin bij te staan. Al een jaar na zijn
aankomst in Parijs werd een schilderij van hem door de jury van
de Salon geaccepteerd, op een prijs moest hij nog vijf jaar wachten.
In 1817 kreeg hij een medaille voor zijn schilderij 'De dood van
de heilige Lodewijk'.
Geluk
Die medaille was het begin van zijn snelle opkomst. François
Gérard zag het werk en talent van Scheffer en toen die
hem zijn penibele financiële situatie uitlegde, regelde Gérard
een opdracht van een prefect voor 3.000 francs en introduceerde
hem in kringen van kapitaalkrachtige mensen en politici. Zo ontmoette
hij hertog Louis-Philippe van Orléans, die een kunstliefhebber
en verzamelaar was. De hertog zocht ook een tekenleraar voor zijn
kinderen en opnieuw was het Gérard, die Scheffer aanbeval.
De weg lag over de volle breedte open voor Ary. Orléans
en zijn vrouw Maria Amelia van Napels gaven hem opdrachten en
introduceerden hem bij hun kennissen. Alle drie de Schefferbroers
waren met republikeinse waarden opgevoed en sloten zich aan bij
een groep intellectuelen, waaronder de journalist en politicus
Adolphe Thiers, historicus en politicus François Guizot,
de historicus Augustin Thierry en markies de Lafayette. Zij dineerden
geregeld met een groep gelijkgestemden, waarbij ze hun afkeer
van de autoritaire koning Karel X, een Bourbon beargumenteerden.
De jongste broer Scheffer, Arnold, werd secretaris van Lafayette,
die een belangrijke rol in de Amerikaanse en Franse revoluties
speelde. Deze groep intellectuele mannen was ook lid van de Vrijmetselaarsloge
Amis de la Vérité, die een broedplaats werd van
anti-Bourbon samenzweringen. Ary had langzamerhand een frappant
netwerk van belangrijke mensen opgebouwd.
In
1830 kwamen de Franse burgers in opstand tegen Karel X, die besloten
had hen het stemrecht te ontnemen. Na drie dagen onrust en rellen
trad Karel af en reden Scheffer en Adolphe Thiers te paard naar
het buitenhuis van Louis-Philippe. Zij boden hem in naam van het
parlement de kroon van Frankrijk aan. Thiers werd zijn premier.
Ary Scheffer zat op schoot bij de nieuwe machthebbers. Deze periode,
van 1820 tot 1850, waarin in Frankrijk twee revoluties plaatsvonden
(1830 en 1848) en het overal in Europa gistte, wordt met tekeningen,
schilderijen en documenten mooi belicht in de tentoonstelling
'Liberté'. Een adequate titel. Zijn
vroege werk, zoals 'Eurydice stervende in de armen van Orpheus'
(1814), is wat pathetisch en heeft nogal altijd de klassieke oudheid
als onderwerp, zoals de staatskunstacademie dat wilde. Scheffer
moest opdrachten zien te krijgen en probeerde aanvankelijk met
'geijkte' kunst de machthebbers te paaien. De kritische ontvangst
van zijn 'Zes burgers van Calais' op de Salon van 1819, die hij
had geschilderd als vrije en moedige mannen die de bevelen van
de autoriteiten trotseerden, deed hem besluiten zijn eigen weg
te gaan.
Romantiek
Hij koos de zijde van de humanistische, romantische en democratische
idealen. Zijn inspirator voor deze omslag was zijn kameraad Théodore
Géricault, die met zijn schilderij 'Vlot van de Médusa'
(1819) de hiërarchie van de genres op zijn kop had gezet
en ook nog op erkenning wachtte. Geen hoogstaand onderwerp uit
de mythologie, maar uit de actualiteit, namelijk de doodstrijd
op het reddingsvlot van de opvarenden van het Franse marineschip
'De Médusa', dat verongelukt was door fouten en stommiteiten
van de autoriteiten. Géricault had het tafereel geschilderd
met vlugge toetsen, in gloeiende kleuren, vol beweging en dramatische
gebaren. Het werd het belangrijkste manifest van de nieuwe revolutionaire
beweging: de Romantiek, waarin emotie en individualiteit beleden
werden, de kunstenaar zich verzette tegen traditie en kale rationaliteit
en de natuur als bezield werd beleefd. Toen Ary zijn schilderijtje
'Weduwe van de soldaat' (1821), dat piëteit met het lot van
gewone burgers uitdrukte, aan zijn leermeester Guérin liet
zien, riep deze uit: "Ach Scheffer, hoe is het mogelijk dat
u de grote schilderkunst zo opgeeft?" En Ary antwoordde:
"Ik heb het geld nodig. Wees niet bedroefd dat ik nu een
andere weg kies: als mijn naam gemaakt is, keer ik misschien op
mijn stappen terug."
Samenzweerder
Scheffer begreep de nieuwe tijd. Hij deed mee aan samenzweringen
tegen Karel X en koos in zijn werk voor de lijdende en onderdrukte
mens die naar vrijheid streeft. Het gistte alom in Europa. Eerst
was daar de vrijheidsstrijd van de Grieken tegen de Turkse overheersing
(vanaf 1821), die gesteund werd door de publieke opinie in Europa.
Daarna ging men ook in België de straat op voor onafhankelijkheid,
in Polen ontrolde zich een opstand tegen de Russische bezetting,
in Italië tegen de overheersing van Oostenrijk en tenslotte
werd in Frankrijk Karel X afgezet (1830). Deze pan-Europese vrijheidsdrang
vindt zijn weerslag in het werk van Scheffer en zijn collegaschilders
uit de Romantiek. Dit is het boeiendste deel van de tentoonstelling
'Liberté'.
Er
is werk van Géricault te bewonderen, voorstudies van het
'Vlot' en een schilderij van een prachtige baai met eenvoudige
buffelende schippers, die een boot vlot trekken. Verder schilderijen
van Eugène Delacroix, met onder andere het wervelende 'Scène
uit de Griekse onafhankelijkheidsoorlog' (1856), Horace Vernet
met een allegorie op het verslagen Polen en Philippe-Auguste Jeanron
met aandoenlijke jochies die wapens in de hand dragen ('Les petits
patriottes', 1830). Van Scheffer zelf hangt er, onder veel meer,
'De vrouwen van Souli' (1828), een tafereel uit de Griekse vrijheidsstrijd.
Deze vrouwen dreigden uit angst voor Turkse wreedheden, met hun
kinderen de afgrond in te springen. Verder nog een schilderij
van een woeste ruiter tijdens de Poolse opstand, de aquarel 'Polonia'
(1831) en een aquarel van een jonge uitgeputte patriot, die tegen
een rotsblok uitrust (1830). Het prachtige 'Scène uit de
julidagen' (1830) laat een gewonde jongen zien, die zijn arm uitsteekt
naar de Franse tricolore, omringd door opgewonden vechtersbazen.
Journalistiek
verslag
De tentoonstelling is in deze fase een beeldend journalistiek
verslag van de beroering in Europa. Deze Franse revolutie van
1830 eindigde bij het Palais Royal, de woning van de populaire
Louis-Philippe, de aanstaande liberale burgerkoning. Horace Vernet
heeft de verzameling van het triomferende volk bij het paleis,
gewapend met musketten, zwaarden, spiesen en vlaggen, geschilderd
op het moment dat de aanstaande koning op zijn paard naar buiten
komt (1832). Nu Orléans aan de macht kwam, was het vanzelfsprekend
dat Scheffer de nieuwe koning en zijn familie zou portretteren.
Hij gaf de koning ook raad bij het samenstellen van zijn collectie.
Dankzij Scheffer kocht de koning werk van schilders uit de Romantiek
als Vernet, Delaroche, Delacroix, maar ook van de opkomende schilders
van Barbizon, zoals Théodore Rousseau, Jean-Joseph Bellel,
Paul Huet, die op de Salon geen toegang kregen. De koning bracht
graag met Scheffer bezoekjes aan de ateliers van de schilders
die hem interesseerden.
Societyleven
In deze tijd, als hofschilder, was Scheffer het middelpunt van
een bruisend societyleven. Hij schilderde prachtige portretten
van bekende musici en kunstenaars, zoals Frédéric
Chopin, Franz Liszt, de zangeres Pauline Viardot, de beeldhouwster
en feministe Félicie de Fauveau, de beeldhouwer David d'Angers
en de vroeg gestorven dochter van de koning, prinses Marie, die
onder Scheffers leiding een van de eerste vrouwelijke beeldhouwsters
van Frankrijk werd. Na het afschaffen van de monarchie in 1848
bleef Scheffer de familie Orléans, die naar Engeland gevlucht
was, trouw. Hij bezocht hen geregeld en was gast op verschillende
communies en begrafenissen. In Parijs trok hij zich zich steeds
meer terug uit het openbare leven. Nadat zijn moeder in 1839 was
gestorven, kende hij een aantal moeilijke jaren, waarin hij veel
religieuze schilderijen maakte op thema's als emotie, extase en
aanbidding.
De
protestant Scheffer verliet zich voor zijn onderwerpen steeds
meer op de bijbel. Zoals hij zijn leermeester Guérin voorspeld
had, keerde hij weer terug naar de schilderkunst van de grote
onderwerpen. Scheffer was een van de meest gereproduceerde kunstenaars
van zijn tijd. Maar op de Salon van 1846 kwam de kentering. Hij
had vooral bijbelse werken ingestuurd, die de oudere critici nog
wel bevielen, maar de jongere garde was zeer kritisch. Het felst
uitte zich de dichter en toonaangevend kunstcriticus Charles Baudelaire,
die hem zwakte en sentimentaliteit verweet. Door deze felle kritiek
trok Scheffer zich nog verder terug uit het openbare leven. Hij
las veel, schilderde vooral spirituele werken en ontving nog altijd
iedere vrijdag vrienden en kunstenaars in zijn salon. Hij wilde
echter vooral een rustig leven, tot zijn dood in 1858.
Liberté,
Ary Scheffer & De Franse Romantiek, nog t/m 23 maart 2025,
Dordrechts Museum, Museumstraat 40, Dordrecht. Website: www.dordrechtsmuseum.nl.
Peter
van Dijk is journalist.