De
artistieke reis van Gustav Klimt
Na
zeven jaar onderzoek en voorbereiding brengt het Van Gogh Museum in
Amsterdam een indrukwekkende tentoonstelling over Gustav Klimt. Schitterende
topstukken zijn bijeengebracht uit het Weense Belvedere Museum, uit
andere musea en uit particuliere collecties, die overtuigend de invloed
van ettelijke kunstenaars op Gustav Klimt aantonen.
Door
Peter van Dijk
Voor
het eerst in zestig jaar is Klimt's 'Waterslangen II' (1904)
uit een particuliere collectie te zien. Drie naakte nimfen
golven mee met het water, tussen gouden en paarse bloemen
en sierlijke gouden lijnen. De voorste nimf met geel-gouden
haren kijkt de toeschouwer kalm observerend aan. Naast deze
decoratieve sensuele onderwaterwereld hangt 'De drie bruiden'
(1893) van de Nederlandse kunstenaar Jan Toorop, een tableau
van golvende, cirkelende lijnen, die tezamen een krioelende
menigte elegante vrouwen voorstellen. De vrouwelijke aantrekkingskracht
wordt door Toorop verdeeld over drie archetypen, de drie bruiden
in het centrum van de tekening: links de maagdelijke non,
in het midden moeder de vrouw en rechts de wellustige hetaere
(gezelschapsdame). De verwantschap tussen beide werken is
overduidelijk.
Klimt
(1862-1918) was, zo blijkt uit onderzoek, onder de indruk
geraakt van Toorop, wiens werk geregeld in Weense galerieën
te zien was en makkelijk verkocht werd. De
driedeling van Toorop fascineerde Klimt, die net als Toorop
dol op vrouwen was. Mannen schilderde hij meestal van achteren,
de rug stevig en gespierd, de armen in een beschermende omarming.
Vrouwen werden in alle standen vereeuwigd, vaak staand en
frontaal, gezicht en handen realistisch.
Vrouwenportretten
Een aantal van Klimt's hoge verticale vrouwenportretten is
gehangen naast de vermoedelijke bron van inspiratie. Ze veroorzaken
een aangename schok, het formaat eigent zich de expositiewand
toe en de kracht van de vrouwen trekt onverbiddelijk het oog.
|
|
|
Gustav
Klimt, 'Judith', 1901, olieverf en bladgoud op doek, 84 x
42 cm, Belvedere, Wenen. |
Zijn liefdevolle, zorgvuldig geschilderde 'Portret van een dame' (ca.
1893) in een zwarte robe met schouders als vleugels, hangt naast 'Madame
Gautreau' (ca. 1884) van John Singer Sargent. Klimt's 'Portret van
Gertrud Loew' (1902) naast 'Harmonie in wit en blauw' (1872) van James
Abbott McNeil Whistler. En Klimt's geliefde 'Emilie Flöge' (1902),
in haar zelfgemaakte, byzantijns aandoende groen-blauwe gewaad vol
gouden oogjes, vierkantjes en honderden witte puntjes, hangt naast
het 'Portret van Laura Flé' (1898) van Théo van Rijsselberghe,
eveneens een mozaïek van kleurtonen, in dit geval licht-blauwe
en groene. Klimt's 'Portret van Johanna Stauda' (1917), met een modieus
kort kapsel en een petrol patch-work blouse, is geplaatst naast 'De
vrouw met groen collier' (1906), ook met kort kapsel, van Kees van
Dongen. Beide schilderijen zijn opgezet in sterke en verrassende kleuren.
Het jurkmotief van Van Dongen bestaat uit gele streepjes en lijnen,
bruine krullen en strepen die overlopen in de bruine achtergrond.
De kijker kan zelf de verwantschap beoordelen.
In
de helder geordende en overdadig geïllustreerde catalogus worden
de diverse invloeden die Klimt in zijn leven als schilder ondergaan
heeft, overtuigend onderbouwd. Het boek is het resultaat van een hechte
samenwerking met de conservatoren van het Belvedere Museum in Wenen,
dat volgende jaar met deze imponerende tentoonstelling zijn 300-jarig
bestaan viert.
Effectbejag
Veel mensen kennen Klimt vooral van het schilderij 'De kus'
(1908), dat niet aanwezig is op de Van Gogh-tentoonstelling, of van
zijn vrouwenportretten met veel goud in hun kleding of in het decor,
zoals 'Judith', 'Waterslangen I' en 'II'
(1907) en 'Adèle Bloch-Bauer' (1907). Door het
gebruik van bladgoud in zijn schilderijen kreeg Klimt soms verwijten
van oppervlakkigheid, effectbejag en 'over the top'. Maar oppervlakkigheid
kan Gustav Klimt niet verweten worden. Hij was een bezielde kunstenaar,
die opgeleid was volgens de regels van de academische kunst. Na een
diepe crisis door de dood van zijn vader en broer, probeerde hij heftige
emoties en verlangens te verbeelden. Zijn thema's waren strijd
om geluk, verleiding, liefde en menselijk verval.
Muurschilder
Klimt begon zijn loopbaan als schilder van plafonds en muren van de
grote stadspaleizen van de Weense nouveau riche aan de nieuwe Ringstrasse,
samen met zijn broer Ernst. Nadat hun leermeester Hans Makart gestorven
was, namen de broers verschillende van diens prestigieuze opdrachten
over, zoals de inrichting van het Burgtheater en het Kunsthistorisch
Museum in Wenen. Na de plotselinge dood van zijn broer in 1892 ging
Klimt alleen verder. In 1894 kreeg hij een opdracht voor muurschilderingen
in de aula van de Universiteit van Wenen. Klimt maakte studies voor
drie kolossale muurschilderingen, van 3 bij 4.30 meter. De eerste
behandelde de Filosofie, de tweede de Geneeskunde en de derde de Jurisprudentie.
Bij de tentoonstelling van de eerste twee studies in het gebouw van
de kunstvereniging Secession van 1901 en 1902 braken heftige controversen
en schandalen uit. Klimt had naakte mensen als onderdeel van een omhoog
wentelende menigte in al hun deplorabele en triomfantelijke situaties,
ziekte, ouderdom, berusting, extase, schoonheid, geschilderd. Terwijl
de Weense kleinburger schande van het werk sprak, werd het op de Parijse
wereldtentoonstelling met een gouden medaille geëerd.
Tot
het moment van deze opdracht had Klimt geen naaktstudies gemaakt en
dankzij deze opdracht kreeg hij zelf groeiende aandacht voor de verschillende
levenssituaties van de mens. Centraal in de zwevende stroom van de
menselijke toestand en allerlei symbolen staat de vurige omarming
van een liefdespaar. Uit de voorstudies van Klimt blijkt dat hij de
liefdesdaad zag als belangrijkste impuls in de kringloop van het leven.
Na de rel weigerde de Universiteit de grootse werken uit te laten
voeren. Het Weense burgerdom triomfeerde, maar niet voor lang. In
de Weense pers werd al tien jaar lang steen en been geklaagd over
het provinciale, duffe kunstklimaat van de hoofdstad. Er werden nauwelijks
tentoonstellingen van internationale grootheden georganiseerd.
Organisator
Gustav Klimt zette zich behalve met zijn kunst ook in als organisator
voor een internationaler en prikkelender kunstbeleid. Hij richtte
in 1897 samen met een aantal kunstenaars de Wiener Secession op en
hielp in het gebouw van de Gartenbaugesellschaft aan de nieuwe Ringstrasse
tentoonstellingen organiseren. De doorbraak kwam in 1903 met een grootse
opgezette expositie van impressionistische kunst. Het Weense publiek,
dat met duizenden opkwam, maakte eindelijk kennis met schilders als
Van Gogh, Manet, Monet, Berthe Morisot, Toulouse-Lautrec, Matisse,
Hodler. De pers was lovend en trots op het geopende venster naar radicaal
nieuwe kunstenaars.

|
Gustav
Klimt, 'Beethovenfries' (detail), 1901-02, caseïneverf,
stuclagen, tekenpotlood, applicaties van verschillende
materialen (glas, parelmoer, etc.), goudlagen op
mortel, 216 x 3438 cm, Belvedere, Wenen, langdurig
bruikleen in de Secession. |
|
De
exposities van de Secession en Gustav Klimt waren salonfähig
geworden. De pers dankte in verschillende publicaties de schilder
voor zijn inzet voor de Secession, die een omwenteling had veroorzaakt.
Ook de ontwikkeling van Klimt zelf profiteerde van het plotselinge
contact met de buitenland. Galeriehouders, die een nieuwe wereld ontdekt
hadden, haalden werk van bekende en minder bekende kunstenaars naar
Wenen. De schilder Klimt hoefde zijn kennis niet meer uit tijdschriften
te halen.
Beethovenfries
Hij had het jaar ervoor op de 16de tentoonstelling van de Secession,
die gewijd was aan Ludwig van Beethoven, in die tijd een cultfiguur,
al enig succes geoogst met zijn 'Beethovenfries' (1901-1902). Dit
fries was na zijn drieluik voor de aula Klimt's laatste monumentale
werk over het menselijke bestaan. Zijn thema's: de strijd om het geluk,
de verleiding, de liefde en de levensfasen van de mens, heeft hij
in dit fries op stripachtige wijze verwerkt. De originele muurschilderingen
moesten in Wenen blijven, in het Secession gebouw. Voor de tentoonstelling
in het Van Gogh Museum zijn ze echter schitterend gereproduceerd en
in de grote zaal hoog op de muren, tegen het plafond aan, in een eigen
half afgesloten ruimte tentoongesteld. Het fries is een interpretatie
van Beethovens negende symfonie en gaat over de zoektocht van de mens
naar geluk, culminerend in het slotkoor met zijn kus aan de hele wereld.
Een kopie van het bekende beeld van Beethoven door Max Klinger vervolmaakt
de authenticiteit van de historische opstelling.
Er
is veel te zien op de fries. Tegen het plafond zweven langgerekte
vrouwen die het verlangen naar geluk symboliseren. Een geknield paar
en een staande vrouw, allen naakt, strekken hun armen uit naar de
ridder, in goud geschilderd en smeken hem de strijd om geluk te voeren.
Op de middelste fries is vooral narigheid en ellende te zien. De reus
Typhon en zijn drie dochters, de Gorgonen, die staan voor ziekte,
krankzinnigheid en dood. Verder vrouwen die lust, onkuisheid en onmatigheid
verbeelden. Vrouwe onmatigheid heeft een grotesk dikke buik. Een scharminkelige
vrouw is de knagende bezorgdheid zelve. De dood heeft hangborsten
en uitpuilende ogen. Het dikke onmatige vrouwspersoon heeft onder
haar buik een prachtige blauwe rok met gouden munten om haar heupen.
Op de laatste fries is het een en al vreugde, geluk en liefde. Een
lier wordt getokkeld, poëzie voorgedragen, het koor van engelen
zingt 'vreugde, mooie vonk van het vuur van de hemel, deze kus aan
de hele wereld'. Sierlijke, fijne tekeningen, golvende lijnen, veel
bladgoud. (Tip: De fries is het beste te bestuderen in de uitgebreide
catalogus.)
Onder
de drie friezen hangen intieme voorstudies van Klimt, die ook een
veelzijdig tekenaar was, van naakte vrouwen. Voor zijn naakten was
hij geïnspireerd door een expositie van Rodins tekeningen in
Wenen. Klimt doorbrak voor de zoveelste keer Weense taboes, hij tekende
onverbloemd schaamhaar en zelfbevrediging. Onder de derde fries met
het jubelende koor wordt 'Geborduurde panelen' van Margaret
Macdonald Mackintosh (1864-1904) geëxposeerd. Dit werk toont
een harmonieus ritme van langgerekte vrouwenlichamen in paarse gewaden
met sierlijke ornamenten, oorbellen, hangers. Klimt kende haar werk
goed en zijn eigen ritmische vrouwenkoor op de derde fries is hoogstwaarschijnlijk
door dit werk beïnvloed. In de hoek staat tenslotte een adembenemend
beeld van George Minne, 'Knielende jongeman' (1901). Een
fragiele, hoekige jongen die totaal in zichzelf verzonken is. Het
diende als inspiratie voor Klimt's knielende man met de uitgestrekte
armen voor de gouden ridder, op het eerste fries.
Jurisprudentie
Na de Beethovenfries maakte Klimt het laatste deel van de faculteitsschilderijen
af, 'Jurisprudentie' (1903-1907). Drie, dit keer broodmagere schikgodinnen,
verheffen zich in een wolk van lijnen, boven een oude knokige man,
die gevangen is in de tentakels van een monster. De grijsaard buigt
deemoedig zijn hoofd. Het is Klimt's laatste uiting van het thema
erotiek en dood. Overigens bestaan alle drie faculteitsschilderijen
niet meer, alleen tekeningen en foto's zijn er nog. De originele schilderijen
werden in 1945 in brand gestoken door de Duitse Wehrmacht. In het
Oostenrijkse kasteel Immensdorf had de Führer vanaf 1942 geplunderde
kunst laten opslaan. Toen de Russen oprukten staken de Duitsers vóór
hun vlucht het kasteel in brand, Hitler wilde niet dat Duits-Oostenrijks
erfgoed in handen van de Russen viel.
Klimt
had hij al voor het afronden van 'Jurisprudentie' het besluit
genomen geen opdrachten meer aan te nemen voor publieke monumenten.
Hij vond het voorbereidende werk te zwaar en miste waardering
van de Weense bevolking. Hij ging zich voortaan concentreren
op portretten en landschappen. De 'Beethovenfries' was het
begin van wat zijn 'gouden periode' wordt genoemd. Klimt die
een begenadigd decorateur was, had het idee voor het gebruik
van bladgoud in zijn schilderijen vermoedelijk gekregen bij
het zien van de schilderijen van Giovanni Segantini, een Italiaans-Oostenrijkse
schilder, die in jaren 1890 deelnam aan talrijke tentoonstellingen
in Wenen. Segantini verrijkte zijn schilderijen met verftoetsjes
in complementaire kleuren en bladgoud. Dat gaf zijn werk een
levendig en knisperend effect. Uit Klimt's gouden periode
zijn in het Van Gogh onder meer te zien 'De Gouden ridder'
(1903) op een zwart paard tegen een achtergrond van een heelal
vol sterretjes. |
|
|
Gustav
Klimt, 'Het leven is een strijd (De gouden ridder)', olieverf,
tempera en bladgoud op doek, 100 x 100 cm, Aichi Prefectural
Museum of Art. |
Hij trekt ten strijde tegen het kwaad, dat op het vierkante doek als
gouden slang linksonder binnensluipt. Verder 'Judith', 'Waterslangen
I' en 'II', 'De Drie levensfasen'.
Landschappen
Vanaf 1898 verbleef Klimt iedere zomer met zijn geliefde Emilie Flöge
en haar familie in het buitenhuis bij de Attersee op het Oostenrijkse
platteland. Emilie was de zus van de weduwe van Klimt's broer.
Voor die tijd had Klimt nooit een landschap geschilderd, maar nu maakte
hij er iedere zomer wel twee tot vijf. Uiteindelijk bestond zijn gehele
oeuvre voor een kwart uit landschapsschilderijen. Hij werkte voor
de vrije markt en kon dus in zijn eigen tempo produceren. Klimt hield
ervan om met een karton, waaruit een vierkant was geknipt, een landschap
te bestuderen om zo de mooiste compositie uit te zoeken. Veel van
zijn landschappen zijn op vierkant formaat geschilderd. In het begin
schilderde hij onder invloed van de symbolist Fernand Khnopff een
sfeervolle vijver, bossen zonder lucht waardoor een desolate sfeer
ontstaat. Binnen een jaar raakte Klimt meer gegrepen door kleur en
bloemen. Onder invloed van pointillisten als Van Rysselberghe en impressionisten
als Monet schilderde hij kleurrijke klaprozenvelden, landelijke tuinen,
boomgaarden, alles op vierkant formaat waardoor een intieme stille
sfeer ontstaat.
Op de grote impressionisten tentoonstelling van 1903 in Wenen zag
Gustav Klimt twee Van Gogh's, 'De vlakte van Auvers'
(1890) en 'De roze boomgaard' (1888). Vier jaar later
waren bij galerie Miethke in Wenen nog eens 45 schilderijen van Vincent
van Gogh te zien. Klimt was gefascineerd, door de pasteuze verfstreken,
de contourlijnen en de vrije vrolijke kleuren van Van Gogh. De invloed
van de landschapschilder Van Gogh op de landschapschilder Klimt wordt
op de Amsterdamse tentoonstelling overtuigend aangetoond. Het sterkste
voorbeeld is wel Klimt's 'Laan naar kasteel Kammer'
(1912), dat meer op een Van Gogh lijkt dan de echte Van Gogh die er
naast gehangen is.
Parijs
Klimt reisde voor het eerst naar Parijs in de herfst van 1909 en onderging,
gevoelig als hij was voor nieuwe artistieke impulsen, een verandering.
Op een briefkaart schreef hij bij het verlaten van Parijs: "Het
is uit met de vierkanten, naturalistisch is troef."
Klimt besefte dat hij het hoogtepunt van zijn gouden strenge vormentaal
had bereikt. Hij wilde vernieuwen en liet zich door fauvisten, impressionisten,
Van Gogh, Gauguin, Toulouse Lautrec en alle andere nieuwlichters in
de lichtstad inspireren tot composities met grote vlakken en een expressief
en vrij kleurgebruik. Het laatste deel van de tentoonstelling laat
deze verrassende Klimt uitgebreid zien. 'De Danseres' (1917), temidden
van honderden bloemen, de kleurenbom 'Portret van Eugenia Primavesi'
(1913), in een waanzinnig vrolijke jurk tegen een gele achtergrond,
drie 'Vrouwen met grote brede hoeden', duidelijk geïnspireerd
door de affiches van Henri Toulouse Lautrec.

|
Gustav
Klimt, 'Waterslangen II', 1904, bewerkt 1906-1907,
olieverf op doek, 80 x 145 cm, privécollectie,
courtesy of HomeArt. |
|
Tekenend
voor zijn herziene artistieke stijl was de nieuwe versie van 'Adèle
Bloch-Bauer' (1912). Het overdadige gebruik van goud en kleine decorelementen
van 'Bloch-Bauer I' had plaatsgemaakt voor een grijzige-groene mantel,
een enorme hoed tegen een achtergrond van grote paarse, groene en
roodbruine vlakken, waarin ook kleine stripachtige figuurtjes van
paarden en mensen waren geschilderd.
Klimt was terug bij het begin, maar als een nieuwe Klimt.
Golden
Boy Gustav Klimt, geïnspireerd door Van Gogh, Rodin, Matisse,
Van Gogh Museum, Museumplein 6, Amsterdam, nog t/m 8 januari 2023
en Belvedere Museum, Wenen, 3 februari t/m 29 mei 2023. Websites:
www.vangoghmuseum.nl
| www.belvedere.at.
Peter
van Dijk is journalist.