Actueel
David
Hockney: Van zwembadschilderij tot iPadschildering
Bozar
pakt uit met een grote dubbeltentoonstelling van een van de meest
bekende en invloedrijke hedendaagse kunstenaars, David Hockney (1937).
Het is voor het eerst sinds 1992 dat in België weer op deze schaal
werk wordt getoond van Hockney.
Door
Joke M. Nieuwenhuis Schrama
De
eerste tentoonstelling presenteert topstukken uit de collectie
van de Tate Gallery uit Londen, vervaardigd door Hockney tussen
1954 en 2017, gedurende zijn lange en veelzijdige carrière.
De tweede toont zijn meest recente werken, de 'iPad-schilderijen',
onder de titel: 'De komst van de lente, Normandië 2020'.
Hockney
werd bekend als begaafd graficus, vernieuwend schilder en tekenaar,
maar hij ontwikkelde in de loop der jaren ook zijn talent voor
fotografie, decorontwerpen, video's en digitale schilderijen.
|
|
|
Zaalzicht
David Hockney, BOZAR. Foto: Philippe De Gobert. |
Bigger
Met zijn zwembadschilderijen werd Hockney wereldberoemd, het was zijn
bekendste onderwerp in de zestiger jaren, maar hij bleef op dat thema
ook later nog werken maken. Hockney was gefascineerd door licht, de
transparantie van water en atletische mannenlijven. 'A Bigger Splash'
is wel een van de bekendste schilderijen. In het Museum Ludwig in
Keulen zag ik in 2012 'A Bigger Picture', een tentoonstelling met
een reeks grote schilderijen en iPad-schilderijen waar geen einde
aan leek te komen. De iPad is het medium dat hij vanaf 2010 ging gebruiken.
In 2019 was de kunstenaar in Amsterdam bij de presentatie van de expositie
'Hockney-van Gogh' in het van Gogh Museum, met de focus op: Twee kunstenaars,
één liefde: 'The Joy of Nature', een kleinere tentoonstelling
met weer een andere inhoud.
Bigger
Trees
De twee exposities in het Bozar zijn, zeker voor de Hockney-liefhebber,
eigenlijk niet te missen. Aan het begin van het parcours wordt een
video getoond waarin de kunstenaar via Zoom wordt geïnterviewd
door de VRT. Hockney vertelt onder meer hoe het twaalf meter lange
werk, met de eveneens lange titel: 'Bigger Trees Near Warter or ou
Peinture en Plein Air pour l'age Post-Photographique', tot stand is
gekomen. Dit werk uit 2007, opgebouwd uit vijftig doeken (olieverf),
is te zien in de volgende ruimte. Hockney spreekt in het interview
over de totstandkoming hiervan in de wij-vorm. Het lijkt me dan ook
bepaald geen werk dat je alleen kunt maken. Voor dit werk was hij
enkele maanden vanuit Los Angeles teruggekeerd naar zijn geboortestreek
Yorkshire, in Engeland. Alles is naar de natuur geschilderd, in de
open lucht, op een tijdstip waarop de bomen net in blad komen. In
2008 heeft hij het geschonken aan de Tate Gallery.
Young
Contemporary
De Tate Collectie-expositie is chronologisch/thematisch opgebouwd
en verrast door wat er allemaal te bekijken is. Tussen 1956 en 1958
kreeg Hockney op de Bradford School of Art een traditionele opleiding,
waarbij tekenen naar het leven en de natuur nog voorop stond. Dat
leidde tot schilderijen en litho's met donkere kleuren en een illusionistische
ruimte. In 1959 begonnen de kunstopleidingen in Groot Brittannië
in snel tempo te veranderen. Hockney schreef zich in voor een tweejarige
cursus schilderkunst aan de Royal College of Art in Londen. Aan het
eind van het eerste jaar bestond zijn productie in toenemende mate
uit werken waarin hij zijn homoseksualiteit op de voorgrond plaatste,
een geaardheid die toen in Engeland nog niet uit de criminele sfeer
was gehaald. In 1961 nam de kunstenaar deel aan de jaarlijkse tentoonstelling
van de Young Contemporaries in Londen. Deze expositie bracht een breed
publiek in contact met de opkomende generatie Britse kunstenaars.
Hockney werd ontdekt door John Kasmin, een galeriehouder die zijn
officiële vertegenwoordiger werd. Door dit vroege commerciële
succes had hij geld genoeg om naar Amerika te reizen.
Grafiek
De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik Hockney's grafiek niet
kende. In het Bozar worden een paar series uit de Tate Collectie getoond.
De serie etsen 'A Rake's Progress', tot stand gekomen tussen 1961
en 1963, maakte Hockney bekend in Amerika. De zestien etsen zijn geïnspireerd
op satirische prenten over het achttiende-eeuwse Engeland, door de
kunstenaar William Hogarth (1697-1764). In 1966 maakte Hockney in
Beiroet tekeningen voor een reeks etsen, geïnspireerd op het
werk van de Grieks-Egyptische dichter K.P. Kaváfis (1863-1933).
De gedichten en etsen zijn zacht (homo) erotisch, niet openlijk seksueel.
De dunne precieze lijnen die Hockney creëerde, passen bij de
helderheid en eenvoud van de gedichten van de eveneens homoseksuele
Kaváfis.
Tate

|
Hockney
vertelde in het interview ook dat hij zijn schilderij 'My Parents'
uit 1977 eigenlijk liever zelf wilde houden, maar dat de Tate
Gallery het graag wilde hebben na het zien van het voltooide
werk. De Tate Gallery verwierf Hockney's 'The First Marriage
(A Marriage of Styles I)' in 1963. Sindsdien volgde het museum
zijn carrière en ontwikkelde een band met de kunstenaar.
Het grote werk 'Mr and Mrs Clark and Percy' is mijn favoriet.
Het dubbelportret is vervaardigd tussen 1970 en 1971. Het toen
pasgetrouwde jonge stel Ossie Clark en Celia Birtwell, vrienden
van Hockney, zal anno 2021 om en nabij de tachtig zijn. Percy
is al lang naar de kattenhemel. |
Zaalzicht
David Hockney, BOZAR. Foto: Philippe De Gobert. |
|
De
komst van de lente 2020
Onder het motto 'Do remember they can't cancel the spring' heeft Hockney
met zijn iPad het ontluiken van de natuur vastgelegd in Normandië.
Dat deed hij in samenwerking met de Royal Academy of Arts, tijdens
de eerste lockdown in het voorjaar van 2020. Honderdzestien iPad-schilderijen
worden getoond, afgedrukt op papier, alle in hetzelfde formaat. Hockney
gebruikt het liefst de functie 'penseel' op zijn iPad, waarop hij
overigens de tools heeft laten verfijnen. In een kabinet worden ook
twee geanimeerde iPad-schilderijen getoond, met de illusie van beweging.
Hockney heeft een malse regenbui 'geschilderd' op 30 mei 2020, ergens
in een landschap. De regen hierin is geanimeerd, wat weer zijn liefde
voor de transparantie van water weergeeft. Daar kun je werkelijk een
poosje naar kijken.
Bekijk
een korte video van VRT NWS over de tentoonstelling, via deze
link.
DAVID
HOCKNEY, Werken uit de Tate Collectie 1954-2017 en De komst van de
lente, Normandië 2020, twee tentoonstellingen, waren van 8 oktober
2021 t/m 23 januari 2022 te zien in het BOZAR, Ravensteinstraat 23,
1000 Brussel, België. Website: www.bozar.be.
Terug
naar boven
| Print dit artikel!
De
vreugde van de magie
Tijdens de opening van de International Glass Day en de viering van
het 25-jarig bestaan van de Engelse glasvereniging Contemporary Glass
Society (CGS, 8 januari 2022), maakte ik kennis met het werk van Tom
Moore. Zijn dierlijke, menselijke en plantaardige objecten nemen je
mee op poëtische reizen, waarbij thema's als de triomf van de natuur
over de industrie aan bod komen. Een combinatie van buitengewone vaardigheden,
eigenzinnigheid en plezier, met een serieuze onderliggende boodschap.
Moore gebruikt traditionele en innovatieve glastechnieken om excentrieke
glazen hybriden en diorama's tot leven te wekken.
Door
Han de Kluijver
Op
een open dag van de ANU School of Art & Design in Canberra,
Australië, in 1989 zag Tom Moore (1971) glasblazers Venetiaanse
technieken demonstreren en hij dacht: 'Dit wil ik ook'. In 1991
werd hij toegelaten tot de vierjarige Bacheloropleiding voor Beeldende
Kunsten. In 1995 ging hij in het Jam Factory Craft and Design
Centre in Adelaide werken, waar de bekende Australische glaskunstenaar
Nick Mount hoofd van de studio was. Tijdens een verblijf in Amerika
studeerde hij in het atelier van het Corning Museum of Glass bij
de Venetiaanse meester Pino Signoretto. Na vele uren als technicus
en kunstenaar met glas te hebben gewerkt, begon Moore in 2015
aan zijn inmiddels afgeronde promotietraject (PhD). Momenteel
werkt hij als Adjunct Research Fellow aan de Universiteit van
Zuid-Australië en is hij bezig met een boek met eigen werk
uit de periode 2015-2019.
In 2001 ontving hij de Bank of Tokyo-Mitsubishi Japan/South Australia
Award, een beurs van ArtsSA om drie maanden in Japan te wonen
en te werken met glaskunstenaar en docent Yoshihiko Takahashi
als mentor. Daar zag Moore op een heuvel een vrachtwagen staan
die was overwoekerd door planten.
|
|
|
Tom
Moore, 'Abundant Wanderer', 2020, 51.5 x 32 x 16 cm, geblazen
en massief glas. Foto: Grant Hancock. |
Verrukt over de schijnbare samensmelting van plant en machine begon
hij na te denken over hybride wezens: dierlijk, plantaardig, mineraal
en mechanisch tegelijk. De eerste 'plantvogel' zag kort daarna het licht,
een idee dat zich geleidelijk door heeft ontwikkeld tot vormen als de
Potato Fish Cars. Sommige wezens hebben wielen, andere extra ogen om
mobiel en waakzaam te blijven in een steeds vijandiger wordende wereld.
Paradoxale fabeldieren
De objecten van Moore zijn fantasierijk, vreemd, speels en verfijnd,
maar ze stellen ook serieuze vragen aan de kaak, zoals de verwoestende
menselijke invloed op het milieu. Moore doet dat met behulp van dertiende-eeuwse
Venetiaanse glastechnieken. Hij is zich bewust van de paradox in zijn
werk. Met zijn sculpturen nodigt hij ons uit dieper na te denken over
menselijk gedrag en de aantasting van het milieu, maar draagt er tegelijkertijd
aan bij. De glasindustrie is immers medeplichtig aan de uitstoot van
broeikasgassen en de uitputting van grondstoffen. Door glas als medium
voor zijn boodschap te gebruiken, hoopt hij de impact van zijn boodschap
te vergroten.

|
Moores
werk past in de categorie die we 'geanimeerd glas' kunnen noemen.
Zijn objecten stralen beweging uit. Ik denk aan de kleine Murano-dieren
(een soort ballondieren in glas) en natuurlijk de verfijnde glasvogels
van Oiva Toikka. Maar het is meer
dan dat, zijn fabeldieren zijn doorspekt met humor en wijsheid.
Moores fantasierijke verhalen en zijn groeiende cast van onwaarschijnlijke
protagonisten vormen morele raadsels van verrassend epische proporties.
|
Tom
Moore, 'Hooligan Trio', 2020. Foto: Grant Hancock. |
|
Zijn
objecten zijn vakkundig samengevoegd en roepen zowel de traditionele
elegantie van glazen ornamenten op als dat ze die verwerpen. Glas heeft
een lange geschiedenis als medium om verwondering tot uitdrukking te
brengen. Voor Moore is het beeld belangrijker
dan het object zelf. Zijn objecten beginnen als getekende beelden die
worden omgezet in driedimensionale objecten, maar ze zijn pas af als
ze weer afbeeldingen worden. Daarom besteedt hij zeer veel tijd aan
het fotograferen van zijn objecten en maakte hij 'The Electric Canvas',
een animatiefilm van zijn objecten. Een combinatie van oude ambachtelijke
technieken met digitale technologie.
Het
metaforische en metafysische
De verleidelijke kracht van het materiaal glas is eigenlijk volmaakt.
Toen de Amerikaanse glaskunstenaar Harvey Littleton in 1962 atelierworkshops
in het Toledo Museum of Art begon te geven en het materiaal glas bevrijdde
van de beperkingen van de fabrieksvloer, ontstond er een nieuwe creatieve
belofte.
Glas
als materiaal kan een expressief visueel vocabulaire bestrijken,
een rijke ader van het metaforische en metafysische. Glas heeft
alles, van wetenschappelijke strengheid tot decoratieve chic.
Maar nog meer dan dat is glas een medium dat bijna op maat is
gemaakt voor het huidige tijdperk van individualiteit en zelfexpressie.
Tom
Moore benut de mogelijkheden van glas volop: hij creëert
een universum dat even onheilspellend als mooi lijkt. Zijn kunstwerken
leveren kritiek op de dringende sociale en milieuproblemen van
onze tijd, maar zijn tegelijkertijd ontwapenend speels. Zijn innemende,
verfijnde en technisch uitdagende hybride dier/plant-sculpturen
zijn ook diep verankerd in de geschiedenis van de glasproductie
en van wetenschappelijke ontdekkingen. Zijn werk dwingt andere
glaskunstenaars op een luchtige manier tot nadenken over wat ze
maken, en waarom. In plaats van opeenvolgende voorspelbare, inhoudsloze
objecten te maken, zou moeten worden nagedacht over een empathische
en intelligente omgang met het materiaal glas. Glaskunst die ons
inspireert tot verheven sentiment, maar ons ook een spiegel voorhoudt
over ethische en morele grenzen. |
|
|
Tom
Moore, 'Post Industrial Pond', 2011, 39 x 26 x 15 cm, glas en
mixed media. Foto: Grant Hancock. |
Meer
informatie: www.cgs.org.uk
; www.mooreismore.com.
Han
de Kluijver is architect bna bni bnsp.
Terug
naar boven
| Print dit artikel!
Twee
haiku's van Ria Giskes. Verder op deze pagina vindt u er nog twee.
telkens even
tussen jagende wolken
dezelfde ster
mijn oude dagboek
tussen de regels
een ander verhaal
|
|
|
Haiku:
Ria Giskes-Pieters; foto: ©John
Giskes.
Meer haiku's van Ria Giskes vindt u hier: http://tjilp.blogspot.com.
Terug
naar boven
Another
history of art
Onconventioneel boek over 2500 jaar Europese
kunstgeschiedenis
Koenraad
Jonckheere heeft met 'Another History of Art – 2.500 jaar Europese
kunstgeschiedenis' enig werk verzet, niet alleen gezien de omvang (tevens
gewicht) van het boekwerk.
Door
Joke M. Nieuwenhuis Schrama
Alleen
al het woord vooraf: 'Van zwart vierkant tot caleidoscoop' neemt
elf pagina's in beslag. Vervolgens vijf hoofdstukken, 1. 'Het
product kunst'; 2. 'Het idee kunst'; 3. 'Kunst(en) wetenschap';
4. 'Kunst, macht en geloof'; 5. 'Vorm en inhoud'. De epiloog heeft
als titel: 'Kunst als interactie'. Dat die hoofdstukken niet chronologisch
zijn samengesteld, leest eigenlijk heel verfrissend. Het is uiteraard
het verhaal van de beeldende kunsten in West Europa vanaf de oudheid
tot het modernisme, maar steeds weer vanuit een andere invalshoek,
zodat je eigenlijk met ieder hoofdstuk zou kunnen beginnen, desgewenst
met de epiloog.
Matrix
Ik heb een willekeurige keuze gemaakt – niet helemaal lukraak
– uit dit lijvige boek, waarbij ik snel gewend raakte aan
het rijke Vlaamse taalgebruik. Jonckheere schrijft in zijn inleiding
dat dit boek is opgebouwd als een soort matrix:
|
|
|
Omslag
'Another History of Art – 2.500 jaar Europese kunstgeschiedenis',
Hannibal Books. |
"(…)
In ieder hoofdstuk passeert de kunstgeschiedenis de revue, zij het telkens
vanuit een ander perspectief. In verschillende tijdvakken lichten vanzelfsprekend
andere fenomenen op, zodat begrijpelijkerwijs niet alle stijlperiodes
en zeker niet alle kunstenaars in ieder hoofdstuk dezelfde aandacht
krijgen. (…)."
Op het terrein van de kunsten zijn de bronnen tenslotte schier onuitputtelijk
en Jonckheere maakt daar eigenlijk heel geraffineerd gebruik van.
Product
(...)''De spanning tussen de ambachtelijke waarde van kunst en de economische
realiteit is het uitgangspunt van het hoofdstuk Het Product Kunst (…),”
aldus Jonckheere. Aardig in het eerste hoofdstuk is het voorbeeld van
een van de bestverkopende kunstenaars in het Europa van zijn tijd: Adriaen
van der Werff, met een plaatje erbij van een bewaard gebleven kas- of
aantekenboekje van rond 1700. Minutieus bijgehouden kosten van gebruikte
materialen en arbeidstijd door de kunstenaar bepaalde zijn verkoopprijs,
waar hij uiteraard nog een schepje bovenop deed. Ook in dit deel komt
de sculptuur 'For the love of God' door Damien Hirst uit 2007 aan de
orde. De waarde van dit object,14 miljoen pond, wordt voornamelijk bepaald
door de hoeveelheid diamanten die erin zijn verwerkt, dat zijn er 8601.
Het hoofdstuk bevat bijna honderd pagina's, onnodig te zeggen dat er
heel wat in beschreven staat over ambacht, kennerschap en economie.
Idee
Gemiddeld hebben de hoofdstukken zo'n negentig pagina's. In het tweede
hoofdstuk worden onder meer kunsttheorie, sublimering en de filosofie
besproken, maar het bevat ook een interessante uiteenzetting over de
tekenkunst. De tekst wordt begeleid door prachtige illustraties van
Rembrandt's schilderij uit 1653 van (vermoedelijk) Aristoteles met buste
van Homerus, maar ook van Nicolaas Pousin en Peter Paul Rubens met hun
uitbeeldingen van de Sabijnse maagdenroof, resp. uit 1634 en 1640. Verder
komen de kunstenaarsgroepen uit de eerste helft van de twintigste eeuw
aan bod, met hun manifesten en kunstenaarsgeschriften en de daarbij
behorende mooie plaatjes van schilderijen gemaakt door onder andere
René Magritte en de collages van Kurt Schwitters.
Magnum
Opus
De indexen met bibliografie en de afbeeldingen maken dit onconventionele
boek compleet. Koenraad Jonckheere is hoogleraar kunstgeschiedenis aan
de Universiteit Gent. Hij schreef eerder over onder meer portretkunst,
kunsthandel, iconoclasme en Rubens. Dit boek is zijn magnum opus, een
magnifiek boek voor iedere kunstliefhebber.
Another
History of Art – 2.500 jaar Europese kunstgeschiedenis, door Koenraad
Jonckheere, 384 p., Hannibal
Books, EAN 9789463887526, prijs: 64,50 euro.
Terug
naar boven |
Print dit artikel!
Nieuw
hoofdkantoor voor Lasvit
Het nieuwe hoofdkantoor van glas- en lichtfabrikant Lasvit combineert
op bijzondere wijze eeuwenoude ambachten met de moderne bouwcultuur.
Door
Han de Kluijver
In
het centrum van Nový Bor in Tsjechië heeft glas- en
verlichtingsfabrikant Lasvit een nieuw hoofdkantoor in gebruik
genomen. Twee bestaande monumentale gebouwen zijn grondig gerestaureerd
en verbonden met twee nieuwe gebouwen, in de vorm van een zwart
'cementhuis' en een contrasterend licht 'glazen huis'. Een pad
langs de gevels verbindt de vier gebouwen, die rondom een nieuwe
groene binnenplaats staan.
Lasvit
staat bekend om de combinatie van traditioneel ambacht met modern
design. Ook in de architectuur van dit nieuwe hoofdkantoor is
deze dualiteit te zien. |
|
|
De
Tsjechische glas- en verlichtingsfabrikant Lasvit combineert traditioneel
ambacht met modern design. De architectuur van het nieuwe hoofdkantoor
in Nový Bor weerspiegelt deze dualiteit. Foto: o v - a
ov architekti, s.r.o. |
Lasvit ontwikkelde samen met het Praagse architectenbureau OV-A (Architekti,
projectarchitect Štepán Valouch) een nieuw masterplan, waarin
de geschiedenis van de bestaande gebouwen wordt gecontinueerd en de
eigentijdse uitbreidingen worden gebruikt om de identiteit van het merk
te benadrukken.
Eén
van de historische gebouwen was sinds het einde van de 18e eeuw in gebruik
als een glaswerkplaats. Aan het einde van de 19e eeuw betrok de glasblazerij
van de firma Carl Schappel uit Leipzig het pand. Het tweede historische
gebouw werd in 1790 als woonhuis gebouwd.

|
Deze
twee gebouwen zijn vakkundig gerenoveerd en ontdaan van alle ongewenste
ingrepen uit de jaren '80. De fundering werd vernieuwd, de isolatie
verbeterd en de buitenmuren werden in ere hersteld. Het opvallendste
zijn de twee nieuwe zwart-witte volumes van vergelijkbare grootte,
die zijn gebaseerd op de typische verhoudingen in de omgeving.
De vorm van de huizen is geabstraheerd tot een eenvoudige rechthoekige
plattegrond, bedekt met een schilddak. Het betonnen gebouw is
volledig bekleed met vierkante glastegels die Lasvit speciaal
voor dit doel heeft ontwikkeld en vervaardigd. De vorm, textuur
en toepassing van de 1.400 glastegels doen denken aan traditionele
leistenen, die diagonaal op elkaar zijn gelegd.
|
Het
'cementhuis' (links) is een herinterpretatie van de met leisteen
bedekte huizen in de regio. Foto: o v - a ov architekti, s.r.o. |
|
De
vierkante tegels op de gevels zijn 60 × 60 cm groot, acht millimeter
dik en wegen 7,5 kilogram. De glazen tegels worden ondersteund door
een stalen frame. Grotere formaten zouden te fors van schaal hebben
geleken, terwijl kleinere formaten tot te veel overlapping zouden hebben
geleid. Hierdoor zou het gewicht aan de gevels toenemen en zouden ze
minder transparant lijken. De daktegels zijn groter dan die op de gevel:
elk 120 × 60 cm groot, 10 mm dik en 12 kg zwaar. Ze hebben minder
voegen, maar door de perspectiefwerking lijken ze toch dezelfde grootte
te hebben als de platen op de gevel.
Het
zwarte gebouw verbindt de twee gerenoveerde kantoren en omvat op de
begane grond een café en een vergaderruimte. Op de bovenverdieping
bevindt zich een grote vergaderruimte onder een gewelfd betonnen ribbenplafond.
Het gebouw is zo ontworpen dat het in de toekomst ook voor andere functies
kan worden gebruikt.
Het heldere glazen gebouw vormt een spannend contrast met het
zwarte 'cementhuis'. Ook dit gebouw refereert aan de huizen in
de regio en is volledig bekleed met zwarte vezel cementtegels,
gebaseerd op leisteenplaten. Het gebouw staat aan de achterzijde
van het perceel, loodrecht op de straat en tegenover het glazen
huis. Het bevat een ruimte van drie verdiepingen die open is naar
het spant (dragende dakconstructie), compleet met kraanbaan (rails
voor een mobiel hijstoestel). De dertien meter hoge ruimte is
ontworpen om nieuwe kroonluchters en lichtsculpturen van het bedrijf,
die tot vijf ton kunnen wegen, te presenteren.
De
relatie tussen de historische gebouwen en hun moderne incarnaties
is erg interessant. Beide nieuwe gebouwen hebben een unieke vorm,
zowel van binnen als van buiten: het zwarte huis is op zichzelf
staand, terwijl het glazen huis de stad verlicht als een lamp.
Ze zijn bedoeld als teken van verjonging en het nieuwe vertrouwen
in de glasproductie in de regio. Zodra we weer kunnen reizen is
het zeker de moeite waard om dit bijzondere ensemble zelf te bezoeken.
Het is een fraai voorbeeld van hoe lokale tradities in glasblazen
en architectuur een nieuwe relevantie kunnen krijgen. |
|
|
Het
zwarte gebouw heeft een vide van vier verdiepingen (dertien meter
hoog), compleet met kraanbaan, voor het tentoonstellen van de
kroonluchters en lichtsculpturen van het bedrijf, die tot wel
vijf ton kunnen wegen. Foto: o v - a ov architekti, s.r.o. |
Meer
informatie: www.lasvit.com.
Han
de Kluijver is architect bna bni bnsp.
Terug
naar boven |
Print dit artikel!
Twee
haiku's van Ria Giskes.
windvlagen
stukjes hemel
in het kroos
de leegte
onder ogen zien -
winterpolder
|
|
|
Haiku:
Ria Giskes-Pieters; foto: ©John
Giskes.
Meer haiku's van Ria Giskes vindt u hier: http://tjilp.blogspot.com.
Terug
naar boven
Richard
Rogers (1933-2021): Radicaal vernieuwer
Op
18 december 2021 overleed de 88-jarige Brits-Italiaanse architect Richard
Rogers, één van de pioniers van de Britse hightech-architectuur.
Al vroeg in zijn carrière vergaarde hij grote faam met het Centre
Pompidou in Parijs.
Door
Han de Kluijver
Het
architectenbureau Piano & Rogers ontketende in de jaren zeventig
een revolutie in de architectuur met hun prijsvraagontwerp (1971)
voor het museum Centre Pompidou in Parijs, waarbij ze de roltrappen,
liften en installaties in kleurige buizen aan de buitengevels
hingen.
Het
gebouw, opgeleverd in '77, moest je gaan bekijken, maar het viel
niet bij iedereen in de smaak en dat is nog zacht uitgedrukt.
Bij veel Parijzenaars gingen stemmen op om het gebouw maar meteen
met de grond gelijk te maken, maar die reactie was er ook bij
de bouw van de Eiffeltoren eind 19e eeuw.
Het
Centre Pompidou is inderdaad geen traditioneel museumgebouw, maar
in de geest van de tegencultuur van 1968, een laagdrempelige 'expositiemachine'.
Het bestaat uit neutrale, volledig lege ruimtes, die tentoonstellingsmakers
kunnen inrichten. |
|
Kenmerkend
voor het Centre Pompidou van Piano & Rogers
is
het 'inside-outside' principe: de ontluchting,
de verwarming en de watertoevoer worden aan de buitenkant
van de gevel geplaatst, zodat er binnen een vrije tentoonstellingsruimte
is. Foto: RSHP. |
|
Het principe van vrije benutting en optimale flexibiliteit werd hier
tot het uiterste doorgevoerd. Het gebouw bestaat uit een doosvormige
stalen constructie van kolommen en trekstangen, waarin vijf vloeren
van 170 bij 48 meter zijn gehangen. Doordat de roltrappen en ook de
leidingen en installaties zoveel mogelijk aan de buitenkant van het
gebouw zijn geplaatst, lijkt het Centre Pompidou een binnenstebuiten
gekeerd gebouw. Om elke associatie met enige vorm van hiërarchie
te vermijden, is het gebouw haast ontworpen als een bouwpakket. Er lijkt
geen verschil te zijn tussen onder en boven, links of rechts, voor of
achter. Het is als het ware een ultieme verschijning van een gebrek
aan rangorde, met onbeperkte mogelijkheden tot verandering.
Architectuur
is meer dan een gebouw
De architectonische verbeelding van een dergelijke visie werd destijds
belichaamd door de Engelse Archigram groep, die in haar ontwerpen met
high-tech lichtgewicht structuren een nieuw toekomstperspectief tot
uitdrukking wilde brengen. Hoewel het gehele terrein bebouwd mocht worden,
kozen Renzo Piano en Rogers ervoor om de helft niet te bebouwen en het
andere gedeelte te gebruiken als stedelijk plein onder het motto: architectuur
is meer dan een gebouw, de ruimte die overblijft is van even groot belang.
Het plein spiegelt in zijn maat de gevel van het gebouw en vergroot
zodoende de relatie tussen beide.

|
Toch
trekt het gebouw zich weinig aan van de stedelijke context. Wel
leveren de grote glasvlakken in de gevel een kleine bijdrage van
onvermoede subtiliteit door de historische bebouwing te weerspiegelen.
Het slaagt er evenwel niet in zijn status als museaal instituut
uit te drukken, hoewel dat in overeenstemming is met de ideologische
herkomst van het gebouw. De een vond het gebouw, dat wel iets
weg heeft van een raffinaderij, afschuwelijk, de ander vond het
een architectonisch meesterwerk. Parijs had in die tijd in ieder
geval geen last van een consensuscultuur. |
Rogers
house, 1968. Flexibiliteit stond hoog in het vaandel bij
dit ontwerp en de meeste interne scheidingswanden zijn
verplaatsbaar. Foto: RSHP. |
|
|
Het
gebouw werd al snel één van de redenen om architectuurexcursies
naar Parijs te organiseren. De heftige discussie over het gebouw van
toen is verflauwd. Wat blijft is de enorme impact die het gebouw op
het architectonisch denken heeft gehad en nog altijd heeft. Het ontwerp
kreeg ook in Nederland navolging, zoals de Centrale Bibliotheek van
Rotterdam (1983, architect Hans Boot (1924-2013) van Van den Broek &
Bakema).
Geboorte van hightech
Richard Rogers werd in 1933 geboren in Florence (Italië) en studeerde
architectuur in Londen en aan de Amerikaanse Yale universiteit. Begin
jaren zestig begon hij een bureau genaamd Team 4 met één
van zijn medestudenten, Norman Foster (1935) en hun echtgenotes, Su
Brumwell en Wendy Cheeseman. Ze maakten naam met hun industriële
glas-en-staalarchitectuur, die later hightech werd genoemd. Maar Rogers
samenwerking met de tweede Britse pionier van de hightech-architectuur
duurde slechts enkele jaren. In 1967 starten Rogers en Foster elk hun
eigen bureau.
Een
mogelijk door Mies van der Rohe geïnspireerd gebouw uit die tijd
is het in 1968 door Rogers en zijn vrouw Su Rogers ontworpen Rogers
house. Het huis, dat de Britse architectuur vertegenwoordigde op de
Biënnale van Parijs in 1967, werd gebouwd in opdracht van de ouders
van Rogers.
Flexibiliteit stond hoog in het vaandel bij dit ontwerp en de
meeste interne scheidingswanden zijn verplaatsbaar. Het gold als
prototype voor betaalbare woningbouw en balanceert zorgvuldig
tussen privacy voor de bewoners en de openheid van de glazen gevels.
Hier
werden de techniek en constructieve elementen al zichtbaar gemaakt.
In 1971 was Rogers' praktijk betrokken bij de dakuitbreiding van
een fabrieksgebouw voor Design Research Unit, er kwam een halve
verdieping bovenop.
Hij
had een nieuwe partner gevonden, de Italiaanse architect Renzo
Piano. Al snel kreeg de praktijk een nieuwe naam, Piano &
Rogers. De samenwerking was van korte duur (in '78 gingen ze alweer
uit elkaar) maar leverde wel spectaculaire ontwerpen op. |
|
Net
als bij Centre Pompidou is het Lloyd's-gebouw van Richard
Rogers 'binnenstebuiten' ontworpen. Alle dienstfuncties
werden uit het interieur gehaald en aan de buitenkant
van het gebouw geplaatst. Dit zorgt niet alleen voor
gemakkelijke vervanging en onderhoud aan de liften, sanitair
of elektrische voorzieningen, maar het maakt het interieur
ook flexibel. Foto: RSHP. |
|
Polemiek
met een prins
Piano en Rogers' indrukwekkende tweede binnenstebuiten gekeerde gebouw,
het Lloyd's Building in de City in Londen (voltooid in 1986) riep de
afkeuring op van Prins Charles. Vlak na de oplevering ervan voorkwam
de Britse troonopvolger dat een ontwerp voor nieuwbouw rondom de St
Paul's Cathedral zou worden uitgevoerd. In een rede stelde Prins Charles
dat moderne architecten als Rogers na de Tweede Wereldoorlog meer schade
hadden aangericht in Londen, dan de Luftwaffe gedurende de oorlog (The
Prince of Wales: Right or Wrong? An Architect Replies, 1989). Ook het
publiek was aanvankelijk in shock, maar inmiddels is het Lloyd's Building
een rijksmonument. Later werkte Prins Charles Rogers nog een keer tegen.
Zo zorgde de prins er in 2009 voor dat de bouw van appartementengebouwen
van Rogers in de Londense wijk Chelsea niet doorging. Maar
Prins Charles' invloed was niet zo groot, dat Rogers niets meer kon
bouwen in Londen. In 1999 werd naar zijn ontwerp in Greenwich de Millennium
Dome voltooid, een koepelvormig gebouw met een hoogte van 52 meter en
een diameter van 365 meter, dat aan twaalf schuine pylonen (draagtorens)
hangt. Daarnaast ontwierp het bureau Terminal 5 op vliegveld Heathrow
en was Rogers van 2001 tot 2008 adviseur voor de stedenbouw in Londen.
Publieke werken

|
Na
de breuk met Piano startte Rogers een nieuwe praktijk: Richard
Rogers Partnership, later omgedoopt tot Rogers Stirk Harbor
+ Partners. Het bureau ontwierp
een groot aantal hightech-gebouwen in vele landen, zoals het
Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg (1994),
het al genoemde ega-evenementencomplex Millennium Dome in Londen
(1999) en het Paleis van Justitie in Antwerpen (2006), dat door
de vorm van het dak 'het vlinderpaleis' wordt genoemd.
Rogers
werkte aan grote utiliteitsgebouwen op vliegvelden, maar ontwierp
ook kleine projecten, zoals het rode Maggie's Centre, een ziekenhuis
voor kankerpatiënten, waarvoor hij voor de tweede keer
de Britse RIBA Stirling Prize ontving.
Hij
bleef altijd optimistisch over de mogelijkheden om met architectuur
bij te dragen aan de fysieke omgeving, en daarmee aan de sociale
kwaliteit van leven.
|
Een
zwevende expositieruimte van 120 vierkante meter was het
laatste werk van Rogers, voordat hij in mei 2020 met pensioen
ging bij RSHP. Het is gelegen in de wijngaard
van Château La Coste en bestaat uit een enkele rechthoekige
kamer. die door de opening van 5 x 4 m uitzicht biedt
op het landschap. Foto: RSHP. |
|
In
2006 werd Rogers gekozen als architect van Toren 3 van het World Trade
Center in New York, dat bij de aanslagen in 2001 werd vernietigd. RSHP
heeft ook twee grote luchthavenprojecten ontworpen: naast Terminal 5
op luchthaven Heathrow in Londen, ook de vierde terminal van luchthaven
Madrid Barajas (2005): een golvende golf van bamboe en een regenboog
van stalen pilaren, met lichtbronnen om de ruimte op te fleuren. Voor
de terminal op Heathrow ontving Rogers zijn eerste RIBA Stirling Prize,
de Gouden Leeuw van de Biënnale van Venetië in 2006 en in
2007 kreeg hij de Pritzker Prize.
Een van zijn laatste ontwerpen was een tentoonstellingsruimte voor Château
La Coste in de Provence (Frankrijk). Het is een zwevend gebouw, gehangen
in een constructie van oranje stalen staven en stangen. Doordat het
geheel met slechts vier staalgewrichten in een heuvel is verankerd en
de 27 meter lange doos over boomtoppen scheert, lijkt het gebouw te
zweven.
Nalatenschap
Richard
Rogers was een pionier van de hightech-architectuur, ook wel structureel
expressionisme genoemd. Gebouwen
in deze stijl laten hun innerlijke functies trots en moedig zien,
als onderdeel van het ontwerp. De
materiaaltechnologie die in de jaren zeventig opkwam, werd een
belangrijk kenmerk hiervan, naarmate de technieken in beton en
staal zich verder ontwikkelden. Rogers veranderde met zijn ontwerpen
de stedelijke architectuur. Zijn gebouwen hebben vaak een enorme
schaalgrootte, maar komen toch speels over en spreken aan door
het specifieke gebruik van kleuren en materialen. |
|
|
Richard
Rogers. Foto: Tommy London / Alamy Stock Photo. |
Doordat
hij de definitie van een gebouw radicaal open heeft gebroken, zal Rogers
zeker nog vele generaties architecten inspireren. Later
in zijn carrière raakte hij steeds meer gepassioneerd door duurzaamheid
en werd hij adviseur van verschillende gemeenten inzake het verbeteren
van stadsruimten. Rogers had nog grote dromen voor de toekomst van Londen
en wilde ervoor zorgen dat ruimtes effectiever werden gebruikt, zodat
de levenskwaliteit van de inwoners kon worden verhoogd.
Meer
informatie: www.rsh-p.com.
Han
de Kluijver is architect bna bni bnsp.
Terug
naar boven |
Print dit artikel!
In
memoriam: Bernard Dewulf (1960-2021)
De
Belgische schrijver Bernard Dewulf is op 23 december 2021 onverwachts
overleden. Hij werd 61 jaar oud. Dewulf was een schrijver van
een groot oeuvre, met onder meer fijnzinnige gedichten en bewerkingen
voor toneel. Daarnaast hadden de kunsten zijn grote belangstelling
en realiseerde hij talrijke essaybundels hierover.
Als
kunstjournalist schreef Bernard Dewulf veel columns voor de Belgische
dagbladen De Morgen en De Standaard. Door
zijn schrijfwijze en de benadering van zijn onderwerpen, was hij
een geliefd schrijver. Dewulf had veel aandacht voor het dagelijkse
leven van mensen. Hij schreef graag over de kleine gebeurtenissen
in het gezin.
In
1995 debuteerde Bernard Dewulf met de dichtbundel 'Waar de egel
gaat'. Deze bundel werd bekroond met de Vlaamse Debuutprijs. In
de loop der jaren publiceerde hij verschillende essaybundels over
beeldende kunst, zoals 'Bijlichtingen', 'Naderingen' en Toewijdingen'.
De bundel 'Bijlichtingen' droeg als ondertitel, 'Kijken naar schilders'.
|
|
|
Bernard
Dewulf. Foto: Merlijn Doomernik |
Hierin
probeerde hij de betovering van een schilderij onder woorden te brengen,
het schilderwerk 'bij te lichten'. In deze bundel schonk Bernard Dewulf
grote aandacht aan het werk van Pierre Bonnard, Edgar Degas, Rik Wouters,
Marlene Dumas en Raoul De Keyser. In zijn latere essaybundel 'Naderingen'
was het thema 'Kijken en zoeken naar schilders'. Ook kreeg de plastische
kunst zijn interesse.
Bernard
Dewulf raakte intensief betrokken bij het jaarlijkse Kunstenfestival
Watou (B). Zijn essay 'Van koffie tot genade' werd voor
dit festival een uitgangspunt: 'Een verlangen naar troost'. Tijdens
dit festival ontstond mede door de inbreng van Bernhard Dewulf een synthese
tussen jonge kunstenaars en gearriveerd talent. Op het Kunstenfestival
Watou was ruimte voor gedichten, schilderijen en tekeningen, performances
en installaties. Tussen 2012 en 2014 was Bernard Dewulf stadsdichter
van de stad Antwerpen. In 2017 werd hij 'writer in residence' bij het
Koninklijke Museum voor Schone Kunsten in dezelfde stad.
Bernard
Dewulf werd gefascineerd door 'het herfstlicht':
'Dat heeft iets heiigs, alsof iemand in een laatste woede
de wereld aan het vegen is en het opzwevende stof nu doelloos laat ronddwarrelen.
Elk jaar opnieuw vindt groot nieuws plaats, maar dat haalt nooit de
krant. Maar wat voor je ogen gebeurde, daaruit bestaat het leven evengoed'.
(Uit: Late dagen, 2016)
Hiervan wilde Dewulf de chroniqeur zijn.
In zijn
laatste essaybundel 'Tuimelingen' (2021) staat zijn nieuwste
beschouwende werk. Het bevat essays en beschouwingen over leven, kunst
en zinnelijkheid, waarin hij schreef over eenzaamheid, verlangen, troost,
verbeelding, over stilte in de kunst, het naakt en de mannelijke blik,
over de vrouw en het licht in de schilderijen. Dewulf hield van het
werk van kunstenaars als Pierre Bonnard, Hugo Claus en Edward Hopper.
Tegelijk neemt hij ons in een fraaie serie kortere beschouwingen mee
door onze tijd aan de hand van beelden uit ons dagelijkse bestaan. Niet
voor niets noemde hij zijn 'Tuimelingen' een kroniek van
het kijken. Het is wat deze schrijver steeds weer doet: even lucide
als zinnelijk kijken en schrijven. En ons mee laten kijken. De schrijver
en journalist Eric Rinckhout denkt bij Bernard Dewulf aan 'stijl
en toon, melancholie en zinnelijkheid'. 'Zinnelijk is een
woord dat hij in de mond en in de pen nam'.
Als columnist
verwierf Bernard Dewulf een heel groot en trouw publiek. Als schrijver
had het 'onopvallende' zijn grote aandacht. Hoewel hij een getogen Brusselaar
was, woonde Bernard Dewulf met zijn gezin in Antwerpen. Hij laat een
vrouw, een dochter en een zoon achter.
Wim Adema
Wim
Adema is beeldend kunstenaar en fotograaf en publiceert regelmatig artikelen
over beeldende kunst in diverse media.
Terug
naar boven |
Print dit artikel!
Kunstflitsen
Een
rubriek met tips over mooie tentoonstellingen en evenementen die een
bezoek waard zijn, of mooie boeken.
De nieuwe
Dreefexpositie Collages-Assemblages is sinds 26 januari
2022 te zien in Paviljoen Welgelegen in Haarlem. Na de opkomst van het
kubisme met kunstenaars als Picasso en Braque, ontstond enkele jaren
later de collagetechniek en de daar uit voorkomende assemblagetechniek,
waarbij voorwerpen uit de realiteit een plaats kregen in een kunstwerk.
Curator Rob de Vries ging op zoek naar de sporen van collages en assemblages
in het werk van: ARMAN, Armando, Carel Blotkamp, Guillaume Bijl, Eugène
Brands, Sjoerd Buisman, Luciano Fabro, Risk Hazekamp, Henk Peeters,
Tammo Schuringa, Piet Tuytel, Carel Visser, Kees Visser, Luuk Wilmering
en Frans Zwartjes. De expositie is vanaf 26 januari t/m 1 april 2022
te bezichtigen in het provinciehuis (Paviljoen Welgelegen), Dreef 3,
Haarlem. Toegang gratis. Meer informatie: www.noord-holland.nl/Paviljoen_Welgelegen.
In Kunsthal
Rotterdam is dit voorjaar de tentoonstellling Job, Joris &
Marieke. A Triple Life te zien, over Nederlands bekendste talenten
op het gebied van animatie. De creatieve studio Job, Joris & Marieke,
opgericht in 2007, heeft al vele prijzen gewonnen, waaronder een International
Emmy Award voor Kop Op en een Oscarnominatie voor A Single
Life. Hun werk kan worden omschreven als poëtisch, schattig,
grappig en soms verontrustend. Met hun korte animatiefilms, opdrachtwerk
en videoclips – waaronder Gers Pardoel’s Ik neem je
mee, een van de populairste Nederlandse YouTube muziekvideo’s
ooit, heeft de studio zich internationaal op de kaart weten te zetten.
Job, Joris & Marieke. A Triple Life is nog te zien t/m 8 mei
2022, info 010-4400301, www.kunsthal.nl,
openingstijden: dinsdag t/m zondag 10.00 - 17.00 uur.
Het Tropenmuseum
opent 9 juni 2022 zijn nieuwe, vaste expositie Onze koloniale
erfenis. Deze bevat zo’n 500 voorwerpen en kunstobjecten
uit de uitgebreide collecties van het Nationaal Museum van Wereldculturen,
waar het Tropenmuseum onderdeel van is, aangevuld met nieuwe, hedendaagse
kunst. Centraal staan het Nederlandse koloniale verleden in Suriname
en het Caraïbisch gebied en Indonesië. Aan de hand van tien
thema’s zoals expansie en handel, consumptie en productie, arbeid
en uitbuiting, racisme en verzet, taal en religie gaat de expositie
in op de koloniale werking en structuren. Daarbij ligt de focus op hoop,
verzet, veerkracht en creativiteit. Met Onze koloniale erfenis
wil het Tropenmuseum bijdragen aan bewustwording van de structuren en
verhoudingen in de maatschappij die met kolonialisme zijn geïntroduceerd
en die doorwerken tot op vandaag de dag als het gaat om beeldvorming,
taalgebruik, ongelijkheid, racisme, uitsluiting en uitbuiting. Meer
informatie: www.tropenmuseum.nl.
Art
Rotterdam zal dit jaar plaatsvinden in het voorjaar van 19
t/m 22 mei in de Van Nellefabriek in Rotterdam. Deze datumverschuiving
was nodig vanwege de coronamaatregelen. Wel is nu al het aanbod van
de galeries te bezichtigen op GalleryViewer.com, het online platform
van Art Rotterdam. De tentoonstelling Prospects, vast onderdeel
van Art Rotterdam en georganiseerd door het Mondriaan Fonds, toont dit
jaar maar liefst 89 jonge kunstenaars die een start maken in de kunstwereld.
De Rotterdam Art Week, het jaarlijkse Rotterdamse festival
voor kunst-, design- en architectuurliefhebbers, zal eveneens in het
voorjaar tijdens Art Rotterdam plaatsvinden, met diverse beurzen, speciale
openingen, tentoonstellingen in musea en kunstinstellingen, pop-up exposities
en Open Ateliers. Meer informatie: www.artrotterdam.com,
GalleryViewer.com,
Rotterdamartweek.info.
Terug
naar boven
|
|